
r
A
I
2 6 0 II. KL. VIJFTIENDE FAMILIE. SCROPHULOSES.
ineisje leed voorlilurend aan zwelliug der klieren en
Ophthalmia scrophulosa en de rhachitische knaap stierf
aan Hydrocephalus chronicus.
4. Soort. Favus achatinus. *
De agaatachtige geele huidklierkorsl.
In de pathologisch-anatomische verzameling te Pavia
zag ik, onder nommer 571, beschreven met den naam
van Liehen leprosus, de albeelding in was van eenen
huiduitslag, welke klaarblijkelijk tot ons geslacht behoorde.
Hij Steide groepen en Favuspuisten daar, die op de
meeste plaatsen reeds tot dikke, schotelvormige korsten,
bijna ZOO als die der vorige soort, waren opgedroogd; de
oppervlakte dezer korsten vertoonde zieh echter in verschillende
kleuren, gestreept en gerimpeld, en de uitbotting
nam, digt op elkander gedrongen, eene vrij
groote oppervlakte van de huid der ledematen en van
den romp in. Eene meer naauwkeurige verklaring
van dit geval kon men mij niet geven.
E r k e n n i n g .
Favus, voornamelijk zijne beide eerste soorten, zoude
met impetigo Achor en psydracia Tinea kunnen worden
verwisseld, dewijl hij, even als deze ziektevormen,
meestal aan het behaarde gedeelte des hoofds voorkomt.
Hij onderscheidt zieh echter:
1. Van A c h o r . Deze soort van Impetigo begint
m e t ' p u n t i g e , geelachtige, boven de huid verhevene
puisten, terwijl de vruchlen van Favus plat, ingedrukt
en in eene verdieping der huid gelegen zijn; bij gene
barsten de vi-uchten, en vormen vochtige, onregelmatige,
groene of bruine korsten , terwijl zij hier, zonder
I . GESLACHT. FAVUS. 261
le barsten, tot drooge, ronde, ingedrukte, stroogeel
gekleurde roven opdroogen; de eigenaardige reuk van
Favus ontbreekt bij Achor; de hären vallen bij de laatste
niet uit, het miscroscoop wijst in zijne korsten geene
zwammen aan en hij is niet besmettelijk. Veel zeldzamer
dan bij Favus vormen zieh bij de puistvlecht zweren en
likteekens, en hoewel men Achor ook nu en dan bij klierachtige
aantreft, zoo ziet men hem toch niet zelden bij
volkomen gezonde kinderen, terwijl Favus steeds van
deze Dyscrasie aistamt, en meer of min duidelijke kenteekenen
van haar bij zieh draagt.
2. Van Tinea. De eerste vormingen dezer soort
van'Psydracia zijn blaasjes, welke niet, even als de
puisten van Favus, tot korsten, maar tot zilverwitte of
witgrijze schubben verdroogen. In den aanvang van
Favus is de erkenning alzoo zeer ligt, en eene verwisseling
slechts danmogelijk, wanneer Favus de huid reeds
zoodanig heeft veranderd, dat zij nog slechts met schubben
is bedekt. In dit geval is echter het hoofd kaal,
terwijl T i n e a den haargroei niet verändert; de schubben
zijn geel, grooter dan bij Tinea; de huid is dikwijls ontveld
of In verzwering, en de eigenaardige reuk, het klierachtige
voorkomen, de andere soorten van klierachtige aandoeningen
enz., doen ook dan nog Favus erkennen.
O o r z a k e n .
Favus ontstaat vrijwillig en door besmetting. Vrijw
i i i i g vormt hij zieh slechts bij kinderen en jonge
lieden, door b e sme t t i n g in elken ouderdom. Het
ontbreekt niet aan daadzaken, die zijne erfelijkheid
bewijzen; men ziet de kinderen van hen, die aan Favus
lijden, in dezelfde aandoening vervallen, en nog
menigvuldiger vertoonen zieh bij de ouders van de door
Favus aangedane voorwerpen , andere soorten van Scrophuloses
of hare overblijfsels. Onder zoodanige verhoudingen
zou de ziekte somwijlen aangeboren zijn;
gewoonlijk echter ontwikkelt zij zieh later, tusschen
á