
ClIYMOrLÄNIÄE.
Verwantscliap, inet liem zieu gepaard gaan, eii Asthma
urinosum, liet uroplanische leepoog, de Hydrothorax
door vevplaatsing van pis enz. komen menigvuldiger
met, dan zonder hem voor. Ilij is ecliter ook van eenen
zeer vlugtigen aard en verplaatst zieh, wanneer hij van
de huid wordt verdreven, veelal naar de welvliezen der
borst. Bat het zoo schijnt, als of hij somwijlen in de
tweede soort, in de zoogenaamde laisziekte, overgaat,
zullen wij bij de behandeling van deze hooren.
4. In d e n do od. De doodelijke uitgang volgt, wel
is waar, meestal uit inviendige organen, die benevens
Cnesmus of door zijne verplaatsing zijn aangedaan , doch
bij zeer oude, zwakke voorwerpen kan Cnesmus ook,
voor zieh alleen, Marasmus te weeg brengen.
V o o r z e g g i n g .
Deze is tamehjk gunstig, ten zij er inwendige, meer
gevvigtige Organen mede aangedaan zijn.
B e h a n d e l i n g .
Behalve de middelen , welke bij Uroplania over het
algemeen zijn aangewezen, vordert Cnesmus vulgaris
strenge zuiverheid, menigvuldig verwisselen van linnengoed
en het aanhoudend gebruik van verweekende baden
en wasschingen. Het laatste is het beste middel om,
körten tijd voor het te bed gaan aangewend , de hevige
jeuking der huid te matigen, en men kan, waar deze zeer
bevig is, nog wat Tinct. thebaica bij hetzelve voegen.
Wanneer er zieh bij eene hevige jeuking weinig uitslag
vertoont, de huid onwerkzaam en ruw is, dan zijn zwa-
•velbaden, zwavel- en pekzalven en dgl. aangewezen.
Meer hevig werkende prikkelende middelen echter, zoo
als wasschingen met Solut. lapid. caustic, de aanwending
eener uit den Helleborus bereide zalf en dgl. zijn voorzeker
alleen goschikt om het verdwijnen der uitbotting
te verhinderen of, wanneer er werkelijk Metastases zijn
ontstaan, haar weder te rüg te roepen. Beperkende,
uitdroogende middelen echter, zoo als koude baden.
III. GESLACllX. CNESMÜS. 147
zalvenmet kwikzilver, lood en dgl. moetenter zijde worden
gesteld.
2. Soort. Cnesmus Acariasis.
De luisziekle.
S y n o n y m e n . (POttQiaaig, — Phthiriasis; morbus
pedicularis. — Phthiriasis interna Plenk. — Die Läusesucht,
die Milben-Hautschabe.
De zoogenaamde luisziekte was reeds bij de Grieken en
Romeinen bekend; men wil dat Pherecydes, Sylla , Eniiius,
Herodes en anderen aan haar zouden gestorven
zijn. Daar echter de oude schrijvers en de meeste geneeskundigen
van lateren tijd, tot aan onze eeuw, elke verschijning
van buitengewoon veel luizen op de huid, als
Phthiriasis aanmerkten, terwijl dit dikwijls slechts het
gevolg van onzuiverheid of zamenstelling met andere
huidziekten is, zoo hebben Batemau, Raijer en anderen
het bestaan van Phthiriasis , als eene bijzondere ziekte ,
geheel verworpen. Zij hebben volkomen gelijk, zoo dit
betrekking heeft tot wäre luizen of tot het voorkomen
van insecten op de huid ; doch er bestaat, zoo als een
vrij groot aantal waarnemingen van Forest, Buxbaum,
Bory de St. Vincent, Rust, Herberden, Kurtze en anderen
bewijzen, en zoo als ik mij door eigene waarnemingen
overtuigd heb, eene, gewoonlijk Phthirisiasis,
luisziekte, genoemde aandoening, bij welke mijten (uit
het geslacht Acarus-s. Gamasu.s Latreille), die naar luizen
gelijken, in het weefsel der ongekwetste huid ontstaan
en uit van zelven openbrekende gezwellen te voorschyn
komen. Dezen ziektevorm, welken Sauvages en Plenk
van de luizen op de huid , als Phthiriasis interna, van de
externa hebben onderscheiden, behandel ik, om later te
10-"
A
A
iX