
-X
h
2 9 6 II. KL. VIJFTIENDE FAMIIIE. SCROPHULOSES.
den terug, welks held ere kleur met het rood der bloeijeade
wang sterk afstak.
3. Soort. Lupus tumidus.
De opgezwollene huidwolf.
S y n o n y m e n , Dartre rongeanteavec hypertrophic
Cazen. — Lupus non exedens serpigineux Ray. — Scrophule
celluleux Alib.
A f b e e l d i n g e n . Tab. XIll. 4.
V e r s c h i j n s e l e n .
Velgens mijne waarnemingen komt deze soort zeldzamer
voor dan de eerste, doch menigvuldiger dan de
tweede der beschrevene soorten. Zij vertoont zieh
meestal in het aangezigt, doch ook, nu eens gelijktijdig,
dan weder geheel alleen, aan den hals en de bovenste
ledematen; aan andere deelen heb ik haar nimmer waargenomen.
* In het aangezigt begint zij meestal aan de
Wangen of lippen, doch verspreidt zieh vervolgens niet
zelden over het geheele aangezigt, met uitzondering van
den neus, op welken dikwijis gelijktijdig lupus exedens
huisvest; aan de ledematen neemt zij veelal het geheele
deel in, en ter plaatse, waar zy zieh over de grootste
uitgebreidheid verspreidt, heeltzij, over het algemeen,
de gedaante van eenen wolf. Zij begint, even als de
andere soorten, met weinig verhevene, weeke,,pijnlooze
tuberkels, die hier echter in veel grooter aantal, nu eens
alleen, dan weder gröepsgewijze te voorschijn komen.
Zij zijn nu eens grooter, dan kleiner, doch houden over
het algemeen het midden tusschen die der eerste en der
tweede soort; hare areolae zijn bleek en ontbreken somwijlen
zelfs geheel, en hare oppervlakteschilfert, even
IV. GBSLACHT. LUPUS. 297
als bij de andere soorten, af. Gelijktijdig met deze uitbotting
der tuberkels, of körten tijd daarna, begint het
onder de huid gelegene celweefsel te zwellen, wordt
de zitplaats eener ongelijkmatige, deegachtige, pijnlooze
nederzetting, die den vingerdruk langen tijd bewaart
en, door bare steeds toenemende zwelling, eene
vervaarlijke misvorming der deelen te weeg brengt. Is
het aangezigt aangedaan, zoo wordt het eens zoo groot
als vroeger; de lippen zijn ter dikte van eenen vinger
opgezwollen , de wangen hangen, even als zakken, naar
beneden, de huid onder de kin vormt somwijlen eene,
verscheidene ponden zware massa, het voorhoofd en de
wenkbraauwen staan vooruit, en de oogen verdwijnen
bijna achter de opgezwollene oogleden en omgevende
deelen van den oogkuil. Lijden daarentegen de ledema
ten aan dezen ziektevorm, zoo bereiken zij den dubbelden
en drievoudigen omvang van den normalen toestand,
vormen gedaantelooze, ongelijke massa's, welke
den zieken, door de zwaarte, lastig vallen, en worden
in hunne bewegelijkheid zeer belemmerd. De huid heeft
daarbij een bleek aanzien en, wanneer de opzetting van
het celweefsel eenen hoogeren graad bereikt heeft, doen
de tuberkels zieh niet raeer voor als uitpuilingen, maar
als roode, in de oppervlakte der huid gelegene punten.
Zij schilferen voortdurend af en veranderen met den tijd,
op dezelfde wijze als die der tweede soort, in witte, ingedrukte,
gladde likteekens, die, wanneer ook de zwelling
verdwijnt, op de huid blijven. Verzwering echter,
zooals die bij de eerste soort plaats heeft, ontstaat gewoonlijk
slechts bij enkele, grootere tuberkels en vormt
geel-, groenachtige, zelden donker gekleurde korsten.
De lupus tumidus komt slechts bij torpide klierziekige
gestellen voor, en het schijnt mij merkwaardig toe , dat
ik hem, naar verhouding, menigvuldiger dan de andere
soorten, zonder gelijktijdige Scrophulae der klieren heb
waargenomen. Welligt wordt, door de rijkelijke uit