
A
2 9 4 II. KL. VIJFTIENDE FAMILIE. SCHOPflüLOSES.
eenen körten tijd, talrijke, weeke, slechts weinig boven
de huid verhevene tuberkels kiemen. Zij staan digt
opeengedrongen, zijn kleiner dan bij de vorige soort,
als groole speldenkoppen en erwten, en hebben, benevens
bare areolae, eene minder blaauwachtige, meer
bleekroode kleur. Zij verwekken geene pijn en gaan
niet in verzwering over: in stede biervan is echter de
afscbilfering des te rijkelijker, en de groepen zijn yoortdurend
met een meel- of zemelacbtig, wit- of witgeelacbtig
stof bedekt. Somwijlen scbijnt er uit de oppervlakte
der tuberkels eene vloeistof uit te zweeten; de
groepen worden, voornamelijk in baren omtrek, met
geelacbtige, dünne, scbubbenvormige korsten bedekt,
die van tijd tot tijd afvallen en zieh weder hernieuwen.
Langzamerhand geschiedt deze afbladering in grootere
mate, de tuberkels krijgen eene meer vale kleur, de groepen
vergrooten zieh door de, zieh in den omtrek plaatsende,
latere uitbottingen, de tusschen dezelve gelegene
huid zweit min of meer zuchtig op, er normen zieh
nieuwe groepen en niet zelden vloeijen er meerdere in
elkander. Aldus breidt de aandoening zieh dikwijls
over eene groote oppervlakte uit. Door de voortdurende
afscbilfering verdwijnen langzamerhand de tuberkels
, doch zij zet zieh met den tijd ook tot in het
celweefsel der huid voort, verdunt en hoolt de aangedane
plaatsen uit, en verändert dezelve eindelijk in
witte, glanzende, nu en dan met groepen en spleten bezette
vlekken, die dieper dan de overige huid, ingedrukt
zijn en, ofschoon zij door geene scheiding van
den zamenhang, zweer en dgl. vooraf waren gegaan,
in elk opzigt naar de likteekens van den vorigen ziektevorm
gelijken, wanneer deze zieh in de vlakte uitbreiden;
slechts zijn zij rondachtig van gedaante, vlakker
en minder ongelijk. Dikwijls zijn er in het middelpunt
reeds zoodanige vlekken aanwezig, terwijl zieh in den
omtrek nog tuberkels en afbladering laten bespeuren.
IV. GESLACUT. LUPUS. 295
Ook deze soort komt, terwijl lupus exedens den neus
verstoort, meestal nevens andere soorten van kherziekte,
en somwijlen op de wangen, aan de km enz voon
In zeer zeldzame gevaUen vertoont zieh ook deze sooit
zonder tuberkels.
Varieteit. Lupus excorticans sine tubercuUs.
De schubaciaige l.uidwolf zonder tuberkels.
A f b e e l d i n g e n . Tab. XII. 8.
W a a r neming.
Ik heb deze afwijking, welke nergens beschreven is,
slechts eenmaal gezien. Een meisje tusschen de 13 en
14 iaren oud, hetwelk bovendien aan Scrophulae der
klieren en Coxartbrocace leed, en eenen hab.tus scrophulosus
irritabilis had, droeg, sedert verscheidene
Landen, op het midden der linker wang, eene eu-onde,
bleekrood gekleurde vlek, die m het begm waarschijnlijk
niet grooter dan een dubbeltje zal geweest
zijn, doch, toen ik haar zag, den omvang van een
g,oot duivenei had. Zij lag iets dieper dan de overige
huid, was volkomen gelijk, en men kon, zelfs met het
vergrootglas, op haar noch tuberkels, noch andere
vruchten bemerken. De roodbeid ver minder de onder
den vingerdruk en nam bij verhittingen toe De vlek
schilferde voortdurend in kleine witte schilfers af, en
„,en bemerkte duidelijk, dat de huid daarby aan dikte
afnam. Toen na eene tegen de klierziekte ger.gte behandeling,
welke maanden lang had aangehouden met
de andere verschijnselen der Dyscrasie ook de roodhe^
verdween, bleef er een wit, gebee glad, ondex- de
gelijke oppervlakte der huid liggend, nagenoeg eene
halte lijn diep ingedrukt likteeken met aigesnedenc ran