
226 II. KL. VEERTIENDE FAMILIE. HAEMORRHOIDKS. I. GESLACHX. PYGAGRIA. 227
afscheidingen. Gelukt de groudige genezing echter niet,
ZOO komt het bij de Haemorrlioides voornamelijk slechts
daarop aan , om de ziekelijke uitscheiding naar de normale
plaats, den endeldarm, te lokken, en zwavel,
aloe, afvoerende middenzouten en dgl. beantwoorden,
in verbinding met uitwendige afleidende middelen, aan
deze opgave. Welke behandeling voor het overige eike
ziektevorm in het bijzonder vordert, zal bij hunne beschrijving
worden gezegd ; verplaatsen zij zieh echter,
ZOO moeten zij , op dezelfde wijze als bij de jichtaardige
huidvoi-men, weder worden hei-steld.
V e r d e e l i n g .
Er zijn 3 Geslacbten van Dermapostases, welke door
het ziekteproces der Haemori'hoides worden veroorzaakt,
namelijk de aanbeijenuitslag, die meestal slechts
als bijvoegsel der eigenlijke endeldarm-aanbeijen voorkomt,
de aanbeijenbloeding door de huid en de aanbeijenzweer.
Bij beide laatsten heeft er werkelijk eene
verplaatsing der aanbeijen naar de huid plaats en Scheidt
deze, in stede van de endeldarmaderen, het ziekelijke
voortbrengsel af.
/ . Gedacht. Pygagria.
De Aanbeijenuitslag.
E t y m o l o g i e . Van tt?//^, de aars, en aygia, een
hevig jeukend uitslag (Liehen agrius).
S y n o n y m e n . Prurigo haemorrhoidalis, podicis,
scroti enz. — Das Haemorrhoidaljucken, der Haemorrhoidalausschlag.
K e n m e r k e n .
De huid krijgt, bij de aanbeijen, in den Streek van
den aars eene bruinroode kleur en wordt , nu eens zond
e r , dan weder met vorming van knopjes, de zitplaats
eener zeer hevige jeuking. Hare afscheiding heeft eenen
siechten reuk en is zuurachtig. De verschijnselen doen
zieh sterker voor omstreeks den tijd der uitscheidingen
van de aanbeijen dan in de tusschenpozingen, en breiden
zieh somwijlen van de bilspleet afover meer of minder
groote plaatsen der omliggende deelen uit.
Y e r d e e 1 i n g.
Naar de verschillend groote ontwikkeling bestaan er
twee soorten van Pygagria.
1. Soort. Pygagria atnorpha.
De gevlekte aanbeijenuitslag.
S y n o n y m e n . Intertrigo haemorrhoidalis.
A f b e e l d i n g e n . Tab. XI. 4.
V e r s c h ij n s e 1 e n.
De bilspleet krijgt eene bruinroode, somwijlen ?elfs
bruine kleur, en deze verbreidt zich dikwijls over den
bilnaad en de naburige deelen. Er ontstaat eene hevige
jeuking en afscheiding eener kwalijk riekende, kleverige,
zuurachtige vloeistof, welke het linnen bruin
kleurt. De verschijnselen , die vroeger slechts bij de
aanvallen der Haemorrhoides aanwezig waren, worden
later duurzaam, doch nemen, omstreeks dezen tijd,
aan hevigheid toe. Wanneer de zieken veel gaan, wordt
de aangedane plaats der huid veelal ontveld, terwijl alsdan
pijn en afscheiding toenemen.