
m
392 II. KL. ZESTIENDE FAMILIE. PSaRIDEAE.
fe
ii
V o o r z e g g i n g .
Serpigo faciei is vrij moeijelijk te genezen, voornamelijk
wanneer zij uit inwendige oorzaken is ontstaan, en
zachte, zwakkelijke kinderen woi-den, door de i'ijkelijk
afscheidende, zeer pijnlijke aandoening, steeds zeer
magei* eu sterven somwijlen door ulttering.
B e h a n d e l i n g .
Alleen bij zeer versehe, door besmetting ontstane gevallen
kan van eene der uitwendige geneeswijzen, van de
zwavelwasschingen, van eene eenvoudige zwavelzalf eii
dgl. gebraik worden gemaakt; en ook dan nog zijn afvoerende
middelen, het inwendige gebruik van zwavel
en dgl. «Is Imlpmiddelen aan te bevelen. Is het lijden
daarentegen vBrouderd of van eenen dyscrasischen oorsprong,
ZOO moet de hooidbehandeling tegen de Dyscrasie
gerigt zijn, de levenswijze veranderd, de grootste
zuiverheid in acht genomen, de gesteldheid verbeterd,
Antim. crnd. met Antacida , Decoct. spec. lignor., Sarsapar.,
Rob de Laffecteur en dgl. toegediend worden.
Daarbij wendt men uitwendlg siechts olieinwrijvingen,
verweekende omslagen, verdoovende wasschingen enz.
aan, ten einde de hevige pijn te matigen.
2. Soort. Serpigo diffusa.
De verspreide korstschurft.
S y n o n y m e n . Gedeeltelijk de herpes crustáceas,
pustulosus, de Lepra crustacea der Ouden. — Lepra
scabiosa Plenk. — Impetigo scabida WiJl. — Der fressende,
wandernde Grind ; die aussatzartige Krätze.
A f b e e l d i n g e n . Tab. XIV. 7.
V e r s c h i j n s e l e n .
Bij voorwerpen, die, in eenen buitengewonen graad,
ecn schurftaardig voorkomen hebben, of reeds sedert ja-
IV. GESLACHT. SERPIGO. 393
ren aan verouderde Scabies, Psora enz. geleden hebben,
ontstaan, gewoonlijk het eerst aan een der ledematen,
langzamerhand echter aan meerdere, en eindelijk dikwijls
over het geheele ligchaam takijke, digt opeen
staande Psydraciapuisten, met biaasjes vermengd, die
door hare hevige jeuking en branding, door de groene
punt in de enkele pulsten, door hare vooringenomenheld
om op de zijde der buigspieren voor te komen,
door het menigvuldige, gelijktijdige voorkomen van
schurftblaasjes tusschen de vingers enz. bare schurftaardige
natuur aan den dag leggen. Zij worden stuk
gekrabd of barsten van zelve, ontlasten eene rijkelijke
hoeveelheid eener etterachtige vloeistof en bedekken
weldra de aangedane deelen met een korstach tig bekleedsel,
dat, in den aanvang, siechts dun, echter, door
de onder hetzelve voortdurende aischeiding, weldra aan
dikte toeneemt en somwijlen geheele deelen als met een
vingerdik harnas bekleedt, ja nu en dan het geheele
ligchaam misvormt. De korsten zijn drooger en vaster
dan hij de vorige soort, meestal van eene groenachtige
kleur en van eene bleeke, vuilachtige roodheid omgeven;
de pijti en jeuking onder dezelve is zoo hevig, dat
de zieken haar met de nagels stuk krabben; doch
ook vrijwillig bekomen zij , voornamelijk in de gewrichten,
schearen, uit welke rijkelijk eene etterachtige stof
vloeit. Zij hangen vast met de huid aaneen; Valien zij
echter af, zoo verschljnen er onder dezelve wankleurige
zweren , die spoedig met nieuwe korsten worden bedekt.
Daarbij worden de zieken mager , de voeding lijdt, er
verheft zieh uitteringskoorts, er ontstaat waterzucht enz.
E r k e n n i n g.
Deze soort van Serpigo zoude siechts met impetigo
coniluens kunnen worden verwisseld; doch de vermelde
kenmerken der uitbotting, de bleeke, vuilachtige roodheid
, de groene, dikke, met spleten bezette korsten,
de Anamnesis en het geheele voorkomen der zieken, de
A