
M
6 8 8 II. KL. TWINTIGSTE FAMILIE. CARCINOSES.
echter erkent men de tweede soort door de vovramg vau
aanmerkelijke massa's en gezwellen, die een eigenaardig
(met de Eucephaloiden overeenkomend) weefsel hebben
en niet nit eene onbevverktuigde, gelijkmatige zelfstandiglieid
bestaan, even als de eenvoudige Melanoses, door
de borende pijnen, den spoedigen groei, de verzwering,
de sponsaclitige woekeringen en dgl. meer.
O o r z a k e n .
Beide soorten A^an mergsponsgezwellen ontstaan menigvuldiger
dan Scirrhoma, reeds primair als verschijnselen
der kankeraardige Djscrasie, doch komen ook als
plaatselijke Carcinoses Toor, Men ziet de eerste soort
inenigvuldiger bij jonge voorwerpen, dan Scirrhoma,
terwijl daarentegen de tweede meestal bij meer bejaarde
personen, tusschen de 40 en 60 jaren verschijnt, en meer
bij vrouwen dan bij mannen werd waargenomen. De
eerste soort schijnt voornamelijk gaarne op eene scrofaleuse
en schurftaardige Dyscrasie te wortelen , terwijl
tot verwekking der tweede nu en dan Haemorrhois bijdraagt.
Aanleidende oorzaken kunnen in de meeste
gevallen niet worden aangetoond; somwijlen ontstaan
de mergsponsgezwellen echter ook na eenigerhanden
invloed, zooals die bij de kankerachtige ziektevormen
over het algemeen vereischt wordt en boven genoemd
werd.
B e l o o p , Duiir, Uitgang en Voorzegging.
Het beloop van Encephaloma is, over het algemeen,
spoediger, dan dat van Scirrhoma; nogtans gaan er ook
bij hetzelve doorgaans eene reeks van maanden en dikwerf
jaren voorbij, alvorens de ziekte den dood aanbrengt. Er
zijn slechts weinige gevallen bekend, in welke het mergsponsgezwel
door de knnstbewerking zoude g ene z en zijn,
en het is nog twijfelachtig of dit werkelijk Encephalomata
waren. De meest gewone uitgang is in den d o o d , welke
op dezelfde wijzealsbij Scirrhoma ontstaat, en de voorz
e g g i n g is, ingevolge de tot dusverre gedane waarne-
11. GESLACHT. ENCEPHALOilA. IjSij
laingen, nog veelongunstiger, danbij ditGeslacht, doch
hangt Over het algemeen van dezelfde omstandigheden af.
L i j k o p e n i n g .
De gewone mergsponsgezwellea der huid (en van het
onderhuidscelweefsel) bestaan, even als die vau andere
Organen, uit een week vaatachtig weefsel, in welks tusschenruimten
microscopische cellen of kogeltjes, die
in eene vloeistof zweven, bevat zijn en zieh, in de gedaante
van een witachtig sap, laten uitdrukken. Reeds
vroegtijdig bemerkt mea op de oppervlakte en in de
diepte van deze gezwellen, eene daidelijke vorming van
vaten, die te sterker wordt, naarmate zij zieh meer ontwikkelen
en hanne verweeking voorafgaan. Het encephaloma
melanodes heeft hetzelfde week vaatachtige weefsel
, doch verkrijgt slechts, even als het uitgedrukte sap,
door organische kleurstof, eenen donkeren t iat ; vaten bespeurt
men in hetzelve, wegens zijne donkere klear,
niet. Gewoonlijk treft men nevens de veranderingen in
de huid van beide soorten, soortgelijke nederzettingen
in talrijke andere Organen aan. Alibert en anderen hebben
de zenuwen der aangedane deelen veranderd, week
brijachtig, geelachtig gekleurd gevonden, terwijl nog andere
waarnemers daarentegen geene dusdanige tegennatuurlijke
gesteldheid konden ontdekken.
B e h a n d e l i n g .
Men moet hier dezelfde geneeswijze inslaan, als bij
Scirrhoma, en alleen bij de vi'oegtijdige uitsnijJing der
nieuwe vorming kan men eenige hoop op een goed gevolg
voeden, hoewel zij bij het mergsponsgezwel nog veel
menigvuldiger vruchteloos wordt in het werk gesteld,
dan bij Scirrhoma en, te laat ondernomen wordende,
niet zelden eene verhefEng van het l i jden, eenespoedigere
ontwikkeling der algemeene Dyscrasie schijnt te
Weeg te brengen. Waar er zieh alzoo hiervan sporen
vertoonen, moet men haar nalaten. Van de, tegen de
Dyscrasie werkende inwendige middelen, zijn welligt
44