
1 4 0 II. KL. TWAALFDE FAMILIE. CHYMOPLANIAK.
1. Sooft. Uridrosis vulgaris.
Hei gewone piszweet.
II. GESLACHT. URIDROSIS.
'L Soort. Uridrosis crystallina.
llet kristalachtige piszweet.
V e r s c h i j n s e l e n en wa a rnemingen.
Het pisachtige zweet blijft vloeibaar en brengt volstrekt
geeae veranderingen in de huid te weeg.
Salmuth (Cent. II. Obs. 82). zag bij eenen steeulijder,
die aan yolkomene Anur i e leed en over het geheele
ligcbaam was opgezwollen, een algemeen kritisch zweet,
hetwelk volmaakt naar pis geleek, uitbreken en de zwelling
verdwijnen. Haesbart echter verhaalt (Ephemer,
nat. cur. D. II. a. X. obs. 73.) van eenen man, die,
ofschoon hij veel dronk, sedert jaren geenepis loosdeen
daarvoor des nachts uit de porien, voornamelijk der okselholten
tot aan de liesstreek, eene zoo groote hoeveelheid
pisachtige vloeistof ontlastte, dat hij haar met sponsen
en met de holle band moest opvangen. Soortgelijke
gevallen worden door Marc. Donatus en Sauvages verhaald.
Arnold vermeldt (Lond. medic, reposit. 1828.
Apr.) vaneen jong meisje, dat aan Prolapsus uteri en
Ischuria vesicalis leed en waarbij men , wanneer verzuimd
werd de blaas door den Catheter te entlasten, steeds een
rijkelijk pisachtig zweet in de lendenstreek waarnam.
Later verplaatste zieh deze Uroplania naar het oor, naar
het bindvlies van het oog, naar de maag, naar de borstklieren,
naar den navel en den neus , en overal werden er
vloeistoffen uitgescheiden, in welke men, doorscheikundig
onderzoek, pisstof ontdekte.
S y n o n y m e n . Sudor árenosus, sabulosus. — Lithiasis
cutis. - Der sandige Schweiss. Der crystallinische
Harnschweiss.
V e r s c h i j n s e l e n en w a a r n e m i n g e n.
Het pisachtige zweet kristalliseert op de oppervlakte
der huid tot zandachtige, nu eens roodachtigedan
Witte korrels, die zieh Hgtelijk laten afvegen en geene
veranderingen in^et weefsel der huid te weeg brengen.
Bonetus heeft (Sepulchr. I. III. s. 24. obs. 1.) gevallen
hijeen verzameld , in welke het zweet van steenlijders,
somwijlen over het geheele ligchaam, somwijlen
slechts aan enkele deelen (aan de borsten en banden
eener bejaarde vrouw), kristalachtige nederzettingen op
de huid vormde. Eene soortgelijke, schitterend witte
uitscheiding zag Paullinus aan de vingers en teenen van
eenen jichtlijder , en Albrecht bij eene oude vrouw,
die aan Hydrops ascites leed. Deze stof was nu eens
rood , dan weder geel en zonk in het water naar den
bodem. In den nieuweren tijd eindelijk zag men het
zweet van eenen steenlijder op het voorhoofd en in het
aangezigt tot eene vaste witte korst verharden, en Wolf
bevond, dat er in dezelve piszuur benevens eene dierlijke
zelfstandigheid voorkwam.
0 o r z a k e n.
Uit deze gevallen blijkt, dat de beide soorten der over
het algemeen zeldzaam voorkomende üridrosis, menigvuldiger
bij symptomatische , dan bij idiopathische verplaatsing
van pis, en voornamelijk gaarne in vereeniging
met Lithiasis voorkomen.
ü i t g a n g e n .
De meeste gevallen der eerste soort eindigden, doov
m
iföfSSsfaM; ift