
r.a
V f
4 9 8 II. KL. ZEVENTIENDß FAWILIB. LEPROSES.
volgens en de zieke gevoelde zieh min of ineer verligt.
Deze ontlastingen hadden 9 jaren achtervolgens van tijd
tot tijd plaats, en ook de roos keerde, met koortsachtige
toevallen, bijna in maandelijksche tusschenruimten,
terug. De tuberkels werden aan de inwendige zijde
van het been met den tijd talrijker, doch slechts enkele
derzelveontlastten melk; uit een derzelve vloeide echter
in eens 20 oncen. Had er in langen tijd geene zoodanige
ontlasting plaats gehad, zoo zwol het lid me e rop, de
zieke had in hetzelve een gevoel van hevige koude,
krampachtige zamentrekking der gewrichten en beklemde
borst. Zij opende alsdan een' der knobbels met
eene naald en verschafte zieh aldus verligting. Werd
de ontlasting van melk echter te rijkelijk, zoo kreeg zij
een gevoel van onmagt en was gedwongen, de ziekelijke
uitscheiding, door binden en dgl . , te stremmen.
2. Varieteit. Pachjdermia lactiflua scroti.
De melk outlastende knoLbelziekte van den La l z ak,
A f b e e l d i n g e n . Tab. XXXII. 6.
V e r s a h i j n s e l e n .
Ook van deze varieteit zijn slechts 3 voorbeelden bekend,
welke Müller, Koller en Wiedel hebben bekend
gemaakt. Ik zag het laatste dezer gevallen, hetwelk mijn
verdienstelijke leerling Wiedel (über Elephantiasis scroti
mit Ergiessung lymphatischer Flüssigkeit. Würzburg. 4.
1837) met de beide anderen mededeelt.
De ziekte, welke tot dusverre slechts bij jonge lieden
is waargenomen geworden, en die somwijlen door velerlei
soorten van uitslag, zweren aan de voeten en dgl.
wordt voorafgegaan, begint met soortgelijke toevallen.
V. GESLACHX. PACHyOERMIA. 499
als de gewone knobbelziekte van den balzak, met hevige
koorts, gastrische bezwaarnissen en roosachtige zwelling
van den balzak. Deze verschijnselen gaan echter spoedig
voorbij, en weldra vormen zieh op den, in den aanvang
slechts weinig verdikten balzak, alleenstaande, linzengroote,
meer halfkogelvormige blaasjes, met eenen weiof
melkachtigen inhoad, die noch pijn, noch andere
bezwaarnissen verwekken, en, wanneer zij barsten of
stuk gekrabd worden, eene vloeistof ontlasten, die, met
betrekking tot kleur en zamenhang, min of meer met
melk overeenkomt. Aanvankelijk is de uitvloeijing slechts
van geringe beteekenis, en dewijl met haar de zwelling
van den balzak steeds iets afneemt, niet alleen de stuk
gekrabde, maar ook de overige blaasjes ineen zinken eu
zieh afschilferen, en de balzak slechts weinig grootef
blijit, dan in den natuurlijken toestand, zoo achten de
zieken de aandoening in het begin meestal niet veel.
Doch na verloop van eenen korteren of längeren tijd, gewoonlijk
reeds na eenige weken, nu en dan echter eerst
na verscheidene maanden, hernieuwen zieh alle verschijnselen
van den eersten aanval; de balzak zweit meer
op, de blaasjes worden talrijker en, wanneer zij barsten,
ontlasten zij eene grootere hoeveelheid der melkachtige
stof. Na de uitstorting ontstaat er , wel is waar, eene
vermindering van alle toevallen, doch de vergrooting
van den balzak is reeds aanmerkelijker en de blaasjes
verdwijnen niet meer volkomen. Aldus neemt het lijden
in steeds spoedigere en hevigere aanvallen toe, tot dat
deze, meestal van koorts vergezeld, eindelijk alle 8 tot
14 dagen (bij den zieke van Wiedel in Novemb. 1836 negenmaal)
terugkeeren. Daarbij zwellen de liesklieren
op, de zieken gevoelen, voor de uitvloeijing, pijnen in
den buik, in de bilnaadstreek, in de bor s t , in de
dijen, volgens den loop der watervaten, een spannend,
drukkend gevoel in den balzak en eene groote inwendige
beangstiging. De hoeveelheid der uitgestorte vloeistof is
32*