
6 8 0 II. KL. IWINTIGSTE FAMILIE. CARCINOSES.
doet, ofschoon zlj in Engeland veel menigvuldiger dan
op het vasteland voorkomt, meestal kinderen aan, zelden
voor het jaar, die zieh met schoorsteenvegen onledig
houden, en is in vele huisgezinnen erfelijk. Scirrhoma
eburneum ontstaat, ingevolge de tot dusverre gemaakte
waarnemingen, slechts secundair.
B e l o o p , Duur, Uitgang.
Het beloop van den huidkanker is, over het algemeen ,
voornamelijk wanneer hij als een plaatselijk lijden ontstaat,
langduriger dan dat der merg- en bloedsponsgezwellen
enz. Er gaan dikwerf jaren voorbij, alvorens hij zijne
verschillende tijdperken heeft doorloop en of tot Dyscrasie
geworden is. Eene ongepaste behandeling, nadeelige
xiitwendige invloeden en dgl. kunnen zijn beloop eenigzins
bespoedigen. Ontstaan de Scirrhomata daarentegen
als Yoortbrengselen der Dyscrasia carcinosa, zoo hangt
het beloop en de duur van het lijden meer van de gelijktijdig
aanwezige ontaardingen van andere Organen af en
dikwijls volgt de dood, alvorens de huidveranderingen
haar eerste tijdperk doorloopen hebben. In vele gevallen
der eerste soort wil men gene z i n g door de natuur
hebben zien volgen, doch men zoude moeten twijfelen,
of men wel met waren huidkanker te doen gehad hebbe.
Menigvuldiger levert de wegneming gunstige gevolgen op,
zoo de kanker plaatselijk is, de kunstbewerking niet te
lang uitgesteld vi'ordt, en eene gepaste antidyscrasische
behandeling den inwendigen wortel van het lijden opheft.
Dikwijls blijft echter ook dit vruchteloos en, wanneer de
kanker algemeen is, de genezing onmogelijk. De dood
kan, even als bij de hiertoe behoorende ziektevormen
over het algemeen, plaats grijpen ten gevolge van bloedingen,
Phlebitis, febr. hectica, waterzucht, kanker van
inwendige Organen enz.
V o o r z e g g i n g .
Scirrhoma biedt, zoo lang hetzelve plaatselijk is, van
alle vornien van kanker, nog de meeste hoop tot eene
I . GESLACHT. SCIRRHOMA. 681
duurzame genezing aan, ofschoon ook hier, zelfs
onder cogenschijnlijk gunstige verhoudingen, instortingen
en de doodelijke uitgang menigvuldig zijn. Zijne
eerste soort is goedaardiger dan de tweede, en de variëteit
van deze laatste heeft men nog nimmer genezen. Hoe
vroeger de ziekte goed wordt erkend, hoe minder zij
uitgebreid en gunstiger voor de aanwending van het mes
gelegen is; hoe ligter hare oorzaken op te sporen en
te overwinnen zijn , des te gunstiger is de voorzegging ;
zijn er daarentegen in den omtrek der primaire nieuwe
vormingen reeds andere versehenen, nemen nabij gelegene
klieren, vaten enz. mede aandeel in het lijden, valt
het moeijelijk al het ziekelijke te verwijderen enz., dan
wordt de voorzegging steeds zeer twijfelachtig. Algemeene
Carcinosis echter, hetzij deze ui tde huidaandoening ontstaan
of het gevolg is van haar, is steeds ongeneeselijk.
L ij k o p e n i n g.
Men heeft alleen de huidveranderingen der hoofdvormen
onderzocht. Volgens Rayer vertoonen de tuberkels
en wratten, die zieh, bij de eerste soort, in de lederhuid
en de knobbels, die zieh, bij sciri-homa tuberosum,
in het onderhuidscelweefsel vormen, bij de doorsnede,
eene spekachtige hoedanigheid ; onder het vergi-ootglas
doet zieh dit spekachtig weefsel voor als met witte lijnen
doortrokken en even als ki'aakbeen gekleurd te zijn. Worden
deze tuberkels tot ontbinding gebragt, dan vertoonen
zij gewoonlijk eene knobbelachtige (mamelonnée)
oppervlakte en wanneer zij eenigzins verweekt zijn, kan
men een witachtig sap uit dezelve drukken. Zij behooren
alzoo tot den waren kanker, doch of zij van eene vezelachtige
of van eene reticulaire (netvormige) natuur zijn, kan
uit deze opgaven niet met zekerheid beslist worden, en
hoedanig zij zieh in latere tijdperken verhouden, heeft
Rayer niet opgegeven. Behalve de veranderingen in de
huid, treft men bij de meeste lijken , Carcinoses van
inwendige, dikwijls zeer talrijke Organen aan.