
4 9 4 II. KL. ZEVENTIENDE FAMILIE. LEPROSES.
zwelHng der gewrichten en van het been terug latende,
die geheel pijnloos en zonder vei'andering der huid
is. Na eenen längeren of korteren üjd, nu eens eerst na
verloop van halve en geheele jaren , dan weder reeds na
maanden en weken, keeren echter de zwelling der klieren,
gastrische toevallen en koorts terug, verloopen als in het
begin en nemen, met den tijd, in steeds kortere tiisschenpoozen
een' aanvang. Elke zoodanige aanval vermeerdert
de zwelling van het aangedane lid, vooi-namelijk
van het been en den voet; menigmaal is de omvang,
somwijlen door eene meer gelijkmatige, menigvuldiger
echter door eene knobbelige, hoekige nederzetting
eener spekachtige zelfstandigheid in het onderhuidscelweefsel,
twee- en drievoudig verdubbeld , en thans
neemt ook de huid mede aandeel, wordt aardkleurig,
dik en ruw, en met donkere, uit verdikte opperhuid
bestaande, naar die van Ichthyosis gelijkende schubben
en met wratachtige tuberkels bedekt, die voornamelijk
aan de gewrichtseinden der beenderen te voorschijn körnen.
Heeft het lijden reeds lang aangehouden, zoo
neemt het been ook buiten de aanvallen aan omvang toe,
terwijl deze laatste ook wel geheel verloren gaan. Aisdan
ontbreekt alle pijn en roodheid, doch de zwaarte van het
deel en de hardheid en stijfheid der hypertrophische
lederhuid, verhinderen de beweging, Groote, harde
wrongen hangen naar beneden en bedekken den wanstaltigen
voet, tusschen de knobbelachtige gezwellen vormen
zieh diepe kloven en verscheuren de schubachtige,
tuberculeuse, naar eene boomschors gelijkende huid in
alle rigtingen, eene geringe hoeveelheid eener kwalijk
riekende ettex-achtige stof entlastende, en het lid gelijkt
werkelijk meer naar den poot van eenen olifant, dan naar
het been van een' mensch. Somwijlen vormen zieh zwei
e n , die nu en dan zeer uitgebreid, doch zelden diep
zijn, en niet zelden gaat de lies klier in verharding of
verzwering over; het geheele gestel lijdt echter, name-
V. GESLACHT. PACHYDERMIA. 495
lijk wanneer de aanvallen van koorts zelden kernen of
eindelijk geheel weg blijven, doorgaans weinig.
2. Farieteit. Pachydermia vulgaris scroti.
De gewone knobbelziekte van den balzak.
S y n o n y m e n . Duwauli Arab. — Elephantiasis
scroti, Sarcoceleaegyptiaca, malabarica; Oschiochalasia
yar. _ Andrum Kaempfer. — Hernia carnosa Prosp.
Alpin. — Elephantiasis scrotal Alib. — Die Elephantiasis,
die Hypertrophie des Hodensackes.
A f b e e l d i n g e n . Tab. XVI. 6.
V e r s c h ij n s e 1 e n.
Doorgaans onder dezelfde aanvallen van koorts enz.
als bij de vorige varieteit, somwijlen echter ook zender
dezelve, zweit de balzak (nu en dan ook de voorhuid),
nu eens langzamerhand, dan weder in tusschenpoozen,
door nederzettingen in het onderhuidscelweefsel, tot
eene aanmerkelijke, en eindelijk tot eene buitengewone
grootte op. Men heeft hem 60, 70 en meer dan 100
ponden zwaar gevonden. De zwelling is aanvankelijk
meer gelijkmatig, doch wordt later knobbelig, in verschillende
läppen verdeeld en ongelijk; de huidis, in
den aanvang glad, slechts meer met aderlijk bloed opgevuld,
dan in den natuurlijken toestand, wordt echter,
met den tijd , op dezelfde wijze als bij den vorigen ziektevorm,
ontaard, hard, dik, met schubben en tuber--
kels bezet, met kloven doorsneden enz. De roede verdwijnt
in de wanvormige zwelling, terwijl alleen eene
navelvormige verdieping de monding der pisbuis aanduidt,
en de uitvloeijende pis ontvelt niet zelden de