
I
II. KL. VIJFTIENDE FAMILIE. SCROPHÜLOSES.
scheidene maanden lang, tot op deze plaats; Tervolgens
kwam hij ook aan het lioofd, in den nek en hei
aangezigt te voorschijn, de hals- en okselklieren werden
pijnlijk en zwollen op, de lijder verloor zijn' eetlust,
leed aan verstopping, de buik zette op, de aangezigtskleur
werd bleek, de huid opgeblazen en de
krachten verdwenen. De eertijds bloeijende, jonge
man had met den Favus ook de Discrasie, tot welke hij
behoort, overgenomen; want noch zijn ouderdom, noch
zijne levenswijze pleitten voor een vrijwillig ontstaan deiklierziekte,
die zieh slechts toevallig met Favus zoude
hebben vereenigd, en nimmer had hij vroeger sporen
dezer ziekte getoond,
B e l o o p , Duur , Uitgang.
Het beloop van alle soorten is chronisch; zij dureu
stecds maanden, dikwijis jaren lang en somwijlen het
geheele leven door. Noch de enkele pulst, noch de
geheele ziekte had eenen bepaalden duur, en de latere
uitbottingen volgden langzamerhand, op eens, zonder
bepaalde , regelmatige tusschenpoozingen. De uitgangen,
in welke de aandoening kan eindigen zijn:
1. In volkomene genezing. Bij vrijwillig ontstanen
Favus volgt de duurzame en zekere genezing alleen
met het verdwijnen der Dyscrasie ; door besmetting
veroorzaakte gevallen daarentegen kunnen in genezing
eindigen, alvorens nog het plaatselijke lijden tot
eene Discrasie is overgegaan. De huwbaarheid doet
somwijlen, even als andere soorten van Scrophuloses,
ook den Favus verdwijnen, zonder dat hij eenige behandeling
ondergaan heeft ; niet zelden echter blijft
deze hardnekkige aandoening tot voorbij de jaren der
manbaarheid en zelfs tot in den hoogsten ouderdom voortbestaan.
Ik heb eene 60 jarige vrouw gekend, die van
hare vroegste jeugd af, aan favus scutiformis leed. Voigt
er genezing, zoo vallen de korsten af, er komen geene
nieuwe uitbottingen meer, de ontvelde plaatsen wordeß
I. GESLACHT. FAVUS. 265
droog, en de zweren vormen likteekens. Dikwijis ontstaan
er stoornissen , verdwijningen en terugkeeringen ,
en zelfs bij eene volkomene genezing zijn herhalingen menigvuldig.
De kaal gewordene plekken worden slechts
langzaam met nieuwe hären bedekt, die zelden aan die
der gezonde huid volkomen gelijk worden, meestal
spaarzamer, fijner en lichter gekleurd zijn, en nu en
dan duurt de kaalheid levenslang. Zijn er gelijktijdig
andere klierziekige veranderingen aanwezig, zoo verdwijnen
ook deze, en de algemeene toestand en het
uitzigt der kinderen wordt beter en normaal.
2. In gedeeltelijke genezing. Behalve eene
meer of min uitgebreide kaalheid kan Favus op de
aangedane plaatsen ook nog zweren achterlaten, die
met geene korsten meer bedekt worden. Zij dringen
dikwijis tamelijk diep in de weeke deelen, en men heeft
op deze wijze zelfs klierachtig beenbederf aan de schedelbeenderen
zien ontstaan. Waar verzwering heeft
plaats gehad, blijven er altijd likteekens terug, en deze
zijn, voornamelijk in het aangezigt, dikwijis zeer misvormend
en kunnen zelfs de verrigting van enkele zintuigen
belemmeren.
3. In andere ziekten. Wordt Favus eensklaps van
de huid verdreven (hetgeen over het algemeen niet gemakkelijk
valt) zoo ontwikkelen zieh in de plaats hiervan,
veelal klierziekige nederzettingen in inwendige, parenchymateuse,
klierachtige Organen, Scrophulae meseraicae,
klierachtige tuberkels der longen, hersenen en
dgl. Somwijlen ontstaan er echter, door zijne verplaatsing,
ook andere acute ziekten, Eclampsie, uitstorting
van water in de hersenen en dgl.
4. In d e n d o o d. De doodelijke uitgang volgt over
het algemeen zelden door de diep indringende verzwering
of door verplaatsing, menigvuldiger ten gevolge
van andere, nevens Favus bestaande soorten van Scrophulae
en hare uitgangen.
Ö il
i