
m II. KL, ZEVENTIENDE FAMILIE. LEPROSES.
Schubben, zijn vrij licht gekleurd en vei'heiFenzieh weinig
boven de gelijke oppervlakte der haid. Het lijdea
begint menigmaal reeds bij ziiigelingen, somwijlen echter
ook in eenen lateren leeftijd; het beperkt zieh niet zelden
tot enkele ligchaamsdeelen en is nu en dan voor genezing
vatbaar.
Er laten zieh twee varieteiten , de eerste met platte ,
onregelmatige, de tweede met rondachtige, schotelvormige
Schubben onderscheiden.
i. Varieteit. Ichthyosis simpl. vulgaris.
De gewone viscliscliubbenziekte.
S y n o n y m e n . Ichthyose nacrée Alib.
A f b e e l d i n g e n . Tab. XVI. 1,
Vers e h ijnseien,
Somwijlen wordt deze ziektevorm reeds, volkomen ontwikkeld
, mede ter wereld gebragt en breidt zieh vervolgens,
groote, platte, onregelmatige schubben vormende,
Over het geheele ligchaam uit. Menigvuldiger echter ontstaat
hij eersteenige weken of maanden na degeboorte, ja
nu en dan zelfs bij volwassenen, en blijft alsdan niet zelden
op enkele ligchaamsdeelen, voornamelijk de ledematen,
het aangezigt enz. beperkt. Mögt hij zieh echter ook,
hetgeen menigvuldiger het geval is, over de geheele huid
uitstrekken, zoo is hij toeh altijd aan de ledematen het
sterkste. De door hem aangedane huid verliest eerst
hären glans, wordt droog en hard, de opperhuid verdikt
en wordt eindelijk , door talrijke spleten en kloven,
in onregelmatige, hoekige stukken gedeeld, die nevens
elkander liggen en zieh slechts langzaam, het laatst in
hun middelpunt, losmaken, om, als schubben, af te
IV. GESLACHT. ICHTHYOSIS. 485
vallen. Somwijlen zijn deze schubben vrij dun, bestaan
alsdan slechts uit weinige platen der verdikte opperhuid
, en zijn wit- of witgrijsaehtig gekleurd (lehth.
Serpentine Alib); dikwijls echter zijn zij sterker, harder,
en alsdan vertoonen zij, door de ziekelijke vorming vau
kleurstof, eene nu eens groen- dan bruinaehtige, dan weder
donkergi-ijze kleur; altijd blijven het echter platte ,
niet boven de gelijke oppervlakte der huid uitpuilende
schubben. Hare grootte versehilt van die eener kleine
linze, tot die van een' stuiver en daarboven en is doorgaans
aanmerkelijker aan de ledematen, dan aan den
romp. Zij nemen, met den tijd en met den voortrukkenden
ouderdom der zieken, zoowel aan omvang als aaa
donkerdere kleur toe. Wanneer de schubben afvallen,
dan is de onderliggende huid wankleurig, ruw, even als
segrijnleder, en droog; zij veroorzaakt nogtans geene
pijn, maar legt niet zelden eene mindere gevoeligheid,
dan in den normalen toestand, aan den dag: binnen
körten tijd hebben de schubben zieh weder hernieuwd.
Stoornissen in inwendige organen hebben er bijna nimmer
plaats , wel echter neemt de haargroei der aangedane
huidplaatsen af en, in een geval, was de Ichthyosis met
eene hardnekkige Blepharorrhoea verbonden.
2. Vari&teit. Ichthyosis simpl. scutellata.
De scliotelvormige visclisclmbbenziekte.
A f b e e l d i n g e n . Tab. XVI. 2.
V e r s c h i j n s e l e n .
Deze, slechts door Schonlein beschrevene varieteit,
onderscheidt zich daardoor van Ichth. simpl. vulgaris,
dat de afzonderlijke stukken, welke door het barsten
der opperhuid gevormd worden, rondachtig zijn