
3 5 0 II. KL. VIJFTIENDE FAMILIE. SCROPHULOSES.
V o o r z e g g i n g .
Maliasmus is altijd eene zeer moeijelijk te genezene,
pijnlijke ea met gevaar voor het leveu gepaard gaande
ziekte, doch de voorzegging is veel günstiger bij de eenvoiidige,
dan bij de kwaadaardige soort. Van 10 zieken,
welke Rayer tot de eerste rekent, stiervQn slechts 3,
tervvijl van 51 voorbeelden van de laatste , 42 doodelijk
eindigden, eu de meeste der (9) genezenden de ziekte
niet in hare volkomene ontwikkeling, maar zonder uitbotting
van blazen en dgl. doorgestaan hadden. Yoor
hat overige werden, onder gelijke verlioudingen, beide
soorten zeer verergerd door het bijkomen van den kwaden
droes.
L ij k o p e n i n g.
Bij beide soorten vindt men met de gezwellen overeenstemmende
nederzettingen van kaasachtige zelfstandigheden
of etterverzamelingen in het onder de huid
gelegene celweefsel, tusschen en in de spieren , en somwijlen
zelfs onmiddellijk op de beenderen onder het
beenvlies. Zij verschillen zeer in grootte, zijn na eens
als erwten, dan weder als okkernoten en appelen ; een
omhulsel hebben zij niet en haar etter is nii eens dik ,
dan weder sanieus en met bloedstrepen doormengd.
De nabij gelegene äderen, watervaten en klieren zijn
somwijlen duidelijk ontstoken, doch somwijlen ook,
voornamelijk wanneer de ziekte zonder inenting ontstond,
in het geheel niet veranderd. Was het lijden
met eene aandoening der slijmvliezen (kwade droes) verbonden,
zoo vertoont zieh het slijmvlies van den neusen
der voorhoofdsboezems , en dikwijls ook van de keel en het
sti'ottenhoofd, na eens in eene grootere, dan weder in
eene geringere uitgestrektheid, metdeze stof doormengd,
opgezwollen, rood gekleurd, en op hetzelve treft men
eigenaardige uitbottingen aan, die door sommigen als
tuberkelS) door anderen als kleine ettergezwellen beschreven
worden, doch welke Rayer voor kleine neder-
X. GESLACHT. MALIASMUS. 351
zettingen eener plastische en etterachtige stof in de zelfstandigheid
van het slijmvlies en onder hetzelve houdt.
Later veranderen deze uitbottingen in zweren, die zelfs
de kraakbeenderen en beenderen aandoen, en Schilling
vond zelfs de neusholten door versterving aangedaan.
Ook in de longen treft men bij beide soorten, zij mögen,
met of zonder kwaden di'oes verloopen, niet zeldensoortgelijke
veranderingen aan. Hare oppervlakte vertoont
somwijlen dezelfde uitbottingen of nederzettingen van
etter, als het slijmvlies der luchtwegen, en haar weefsel
bevat, in verschillend aantal, nu eens omschrevene,
rondachtige verhardingen, dan weder met etter gevulde
holten van onderscheidenen omvang. Somwijlen
is, voornamelijk bij de tweede soort, een grooter of
geringer gedeelte der longen ontstoken en leverachtig.
Zelden treft men nederzettingen in andere inwendige
Organen aan; nogtans nam Eck een ettergezwel in de
hersenen waar.
Behalve deze, tot beide soorten, hoewel tot maliasmus
malignus in hoogeren graad, behoorende veranderingen
, vindt men bij de tweede soort, op de huid nog
de boven beschrevene puisten , blazen en verstoringen,
en in het inwendige des ligchaams de kenteekenen van
torpide koorts, ontbonden bloed, ligt verscheurbare
spieren, donkerroode viekken op het slijmvlies der
maag en darmen, nitzweetingen tasschen de hersenvliezen
en dgl. meer.
B e h a n d e l i n g .
Het is ligter de besmetting te vermijden en den Maliasmus
in zijne ontkieming te smoren , dan hem te genezen,
wanneer hij zieh eenmaal geheel ontwikkeld
heeft. Men neme alzoo, betrekkelyk de aan den kwaden
droes en wormziekte lijdende paarden, dezelfde maatregelen
in acht, als bij aan miltversterving lijdende dieren
, en behandele wonden, die de smetstof zoude hebben
kunnen opnemen, op dezelfde wijze, als zulks bij