
wm - -Jj
Ö 3 G i l . KL. ACHTTIENDB FAMILIE. THYMIOSES.
K e n m e r k e n .
Voorafgegaan door pijnen in de ledematen , gastrische
en niet zelden koortsachtige verschijnselen, komen er op
verschiJlende ligcliaamsdeelen en langzamerhand over het
geheele l igcha am, donke rroode , groepsgewijs staande
vlekken te voorschijn, op welke zieh spoedig knopjes en
tnberkels verheffen. Op deze wordt de oppe rhuid ver -
s toord, en uit dezelve groeijen roode sponsachtige ui t -
wass en, die eene kvvalijk riekende, etterachtige stof a f -
zonderen. Op enkele plaatsen vorrnen zieh gewoonlijk
zweren (Mama-Yaws) en, waar de opperhuid zeer dik
i s , in stede der sponsachtige, wratvormige, pijnlijke ver -
hevenheden (Crabbe -Yaws). Het beloop is chroni s ch,
en eerst na 8 tot 9 raaanden verkrijgt de uitbotting hare
volkomene ontwikkeling, Aisdan verwelken en verdi-oogen
in gunstige gevallen de sponsachtige verhevenheden
en vei'dwijnen zonder Hkteekens, de zweren heeien , en
de zieken genezen in het tweede of dei'de j a a r . In ge -
wigtigere gevallen daarentegen, voornamelijk bij eene
siechte behandeling, gaan de uitwassen in verzwering
over, vormen zieh kwaadaardige zweren in de keelholte,
ontstaan er pijnen in de be ende r en, Gummata, Cai'ies,
verlieft zieh uitteringskoorts en sterven de zieken.
V e r d e e I i n g.
Men zoude welligt twee soorten of varieteiten , f r aml)
oesia vulgaris en maligna, kunnen onde r sche iden, van
welke de eerste meer met de Yaws , de tweede meer met
de Plans ovcreenkomt; hare grenzen nogtans zijn moeije -
lijk te bepa l en; de eene gaat in de andere over, en meestal
zijn het de uitwendige ve rhoudingen, welke de ziekte
kwaadaardig maken ; wezentlijk is het steeds hetzelfde
lijden.
Ve r s e i l i j n s e l e n .
Sleclits zelden zonder voorafgaande verschijnselen ,
meestal nadat zieh de zieken, gedurende eenen längeren
of korleren tijd, afgeniat en krachtdoos gevoeld, aan g e -
I. GESLACHT. FRAMBOESIA. 537
brekkigen eetlust, ligte huiveringenen aan, naar rh euma -
tische gelijkende pijnen in de ledematen geleden h e b b e n,
komen er op de huid, nu eens slechts op eene plaats,
dan weder op meerdere te gelijk, kleine donkerroode
vlekken te voorschijn, die gewoonlijk groepsgewijs bij
elkander staan en , behalve eene ligte j euking , niets o n -
aangenaanis met zieh voeren. Zoodanige deelen der
h u i d , op welke de afscheiding rijkelijker dan op andere
i s , de okselholten , de ha l s , de buigingen der gewr i cht
en, de liesstreek enz. , worden meestal bij voorkeur het
eerst aangedaan , doch spoedig verspreidt de uitbotting
zieh over het grootste gedeelte des ligchaams. Op elke
vlek verheft z i eh, met den tijd , een knopj e , ter grootte
eens spe ldenkops, hetwelk langzamerhand grooter wordt ,
en in weeken en maanden tot eenen erwtgrooten, weeken
tuberkel aangroeit. Gewoonlijk zijn deze tuberkels d o n -
ke r rood, somwijlen echter ook van de gewone kleur der
h u i d ; hunne oppervlakte schuht zieh zemelvormig, in
witte plaatjes af en van lieverlede wordt hunne punt
van de oppe rhuid be roofd. Er vloeit geen etter, niaar
slechts eene geringe hoeveelheid eener waterachtige,
stinkende stof uit, en onder eene spekachtige, breiachtige,
op de grondviakte van den tuberkel wortelende laag, een
klein, vleeschrood, sponsachtig uitwas van een in läppen
verdeeld maaksel. Deze sponsachtige verhevenheden,
welke, wegens hare overeenkomst met a a rdbe z i en, aan de
ziekte den naam van Framboesia (Sauvag.) gegeven h e b -
ben , woekeren, terwijl zieh haar spekachtig overdeksel
losstoot, uit de tuberkels te voorschijn , en verkrijgen
eene verschillende grootte en gedaant e ; nu eens worden
zij meer kegelvormig, dan weder breiden zij zieh meer
in de breedte u i t ; niet zelden vloeijen meerdere , naast
elkander staande, ineen en vormen aldus verschillend
gevormde , verhevene vl ekken, voornamelijk geheele en
gedeeltelijke kringen. Zij scheiden eene wa t e rdunne ,
zeer stinkende vloeistof a f , d i e , op de uitwassen eu iu
«v