
24 TWEEDE KLASSE. DERMAPOSTASES» NEGENDE FAMILIE. HAEMATOCHROSES.
2&
in belegerde sieden enz. ; endemisch echter in de noordelijke
kustlanden, in de nabijheid van moerassen, in
gevangenissen , vondelinghuizen en dgl. — Voor het overige
schijnen niet slechts de pandemische, maar ook
de sporadische Haematochroses bij voorkeur in noordelijke
landen en diep gelegene plaatsen en niet in warme
luchtstreken en hoog gelegene landstreken voor te komen.
B e l o o p , Duur, üitgang.
In dit opzigt moet men tasschen de veranderingen
der huid en de bloedzuchten in hären geheelen omvang
het volgende onderscheiden :
H u i d a a n d o e n i n g e n , d i e eene overvulling van het
vaatnet tot oorzaak hebben, zooals dit bij Cyanosis enz.
het geval is, duren, zieh nu eens sterker, dan minder
sterk ontwikkelende, dikwijls jax-en lang en tot aan den
dood der zieken , zonder zieh wezentlijk te veranderen.
Verdwijnen zij echter, zoo geschiedt dit, terwijl zij
langzamerhand lichter rood, bleeker v?orden, en de
vroeger blaaiiwzwarte of blaauwe klear de normale kleur
weder aanneemt. Zoodanige Dermapostases echter, die
door uitgestort bloed worden gevormd , vervvijlen, wel
is waar , mede eenen langen onbepaalden tijd op de huid,
doch , daar het uitges torte bloed zieh verändert en vroeger
of later wordt opgeslurpt, ondergaan zij, voor dat
zij geheel verdwijnen , velerlei veranderingen in kleur ,
worden bruin , groenachtig en eindelijk geelachtig. Terwijl
enkele vlekken op deze wijze worden opgeslurpt,
vormen zieh op andere plaatsen dikwijls weder nieuwe.
Noch bij de eene, noch bij de andere soort dezer veranderingen
der huid neemt men afschilfering waar, en bij
beiden blijven er kleine likteekens over. Eene uitzondering
hiervan maken slechts de Dermapostases van de
scheurbuik, eenen ziektevorm, die zieh in het a1gemeen
van de overige bloedzuchten onderscheidt, door
eene grootere neiging tot vaurachtige verstoring. Bij
hem veranderen de bloed vlekken zieh in zweren , die
zieh niet meer tot de lederhuid beperkeii, dikwijls belangrijke
verwoestingen aanrigten, en slechts met vorming
van likteekens genezen.
Het beloop der b l o e d z u c h t e n m hären geh
e e l e n omv a n g is vrij onafhankelijk van de enke e
veranderingen der huid; enkele vlekken, ja de gehee e
huidaandoening kunnen verdwijnen, zonder dat de
«vscrasie is opgeheven. Doorgaans verloopen de hiertoe
behoorende ziekten chronisch; doch hierop bestaan
uitzonderingen, en eene en dezelfde soort, b. v. purpura
haemorrhagica, kan in eenige dagen en ook eerst
in verscheidene maanden haar einde bereiken. Haar
duur is geheel onbepaald.
De u i t g a n g e n , welke het ziekteproces overigens kan
maken, zijn :
1. In g e n e z i n g. Deze ontstaat soms door de natuur
alleen, doch menigvuldiger door behulp der kunst.
Zij volgt steeds langzaam, terwyl de ziekte menigmaal
Stil blijft staan en terug treedt, en liever in het warme ,
dan in het koude jaargetijde. De krachten der zieken
nemen toe, hun uitzigt verbetert, de nederzettingen
van bloed houden op en de aanwezige worden weder
opgeslurpt. Eigenlijke krises zijn er niet ; nogtans worden
de vroeger beperkte of in hoedanigheid veranderde
afscheidingen normaal. De genezing duurt doorgaans
lang en herhalingen zijn menigvuldig.
2. In ande r e ziekten. De bloedzuchten gaan
gaarne in het aanverwante hydropische procès over,
zonder evenwel in hetzelve uit te sterven. De verschijnselen
van Haematochroses blijven bij die van Hydrops
voort bestaan. Tusschen beide deze ziekteprocessen is
eene middelsoort, de Sclerosis.
3. In den dood. Deze uitgang kan op verschillende
wijzen volgen, namelijk door plotselijke uitputting van
de werkdadigheid van het hart en de longen, in eene
onmagt of verstikking, ten gevolge van het aanmer