
y •s-j;
238 TWEEDE KLASSE. DERMAPOSTASES,
d. De uitscheiding en nederzetting der klierziekige
stof in de aangedane plaatsea der huid is rijkelijker,
dan die der meeste andere dyscrasisclie Stoffen, en de
door haar te weeg gebragle veranderingen zijn naar verhouding
meer weelderig, ontwikkeld en woekerend,
dan de meeste andere Uermapostases.
e. Worden voornamelijk de oppervlakkige lagen der
lederliuid aangedaan, zoo vertoont er zieh eene groote
neiging tot organische vormingen; er vormen zieh pulsten
en tuberkels , de meest ontwikkelde onder de verschillende
vormen van exanthematische vruchten.
f. De klierachtige puisten hebben nu eens slechts
de grootte van speldenkoppen, dan weder die van erwten
en daarboven ; in verhouding tot hären omvang zijn
zij weinig verheven en niet zelden ingedrukt; zij worden
door eene bleeke, donkere, rooskleurige areola
omgeven , haar inhoud is dik, witachtig of stroogeel en
riekt, ten minste bij vele ziektevormen, naar kattenpis.
Zij verdroogen, zonder te barsten, vroegtijdig tot heldere,
wit- , geelachtige of lichtbruine korsten, die woekerend
aan omvang en dikte toenemen, buitengewoon
broos zijn en , zooals Schönlein het eerst bij Favus heeft
aangetoond , doch hetgeen ook, door de microscoop , bij
Alphus en andere ziektevormen wordt waargenomen, uit
eigenaardige draadzwammen bestaan. Deze zwammen, die,
tot dusven-e, nog bij geene huidaandoening zijn aangetroffen
geworden, welke niet van eenen klierziekigen
oorspröng waren, en die ik bij de scrophuleuze Dermapostases
even zoo goed voor eene eigenaardigheid houdt
als den Acarus scabiei voor eene parasitische vorming,
welke slechts het schurftachtige ziekteproces toekomt,
zijn in de korsten van Favus en Alphus reeds zigtbaar,
voor nog de opperhuid van dezelve verwijderd is, maken
de geheele zelfstandigheid dezer korsten uit en vertoonen,
door het microscoop, niet slechts hunne enkele
ledematen en uiteinden, maar ook hunnen wasdom
VIJFTIENDE FAMILIE. SCROPHOLOSES. 239
door nieuwe uit de uiteinden te voorschijn kernende
ledematen.
g. De klierachtige tuberkels der huid zijn bleek,
blaauwachtig-rozenrood, rondachtig, weinig boven de
huid verheven en weeker dan de kleine , hoornachtige,
diep in de huid gedrukte lepreuze of de grootere, sterker
uitpuilende, koperroode, venerische huidknobbels.
Dikwijls schilfert hare oppervlakte in kleine,
witte lagen af, dikwijls echter vloeijen zij ook weg en
vormen alsdan korsten, welke, even als die, welke uit de
puisten zijn ontstaan, helder, vuilachtig- wit, geelachtig,
zeegroen, lichtbruin enz. van kleur, dik en
woekerend zijn, doch een meer vast weefsel en niet de
duidelijke draadzwammen vertoonen. Ik heb dergelijke
korsten nog niet in genoegzame hoeveelheid onder het
microscoop beschouwd, om, over het voorkomen van
parasitisch groeijende gewassen in dezelve, een bepaald
oordeel te kunnen Vellen; doch zeker is het , dat zij niet,
even als de korsten, die bij Favus en Alphus uit de
puisten zijn ontstaan , geheel en al uit draadzwammen
bestaan, maar, even als de niet klierachtige korsten,
grootendeels uit verdroogde lympha, en dgl.
Nogtans vei-meen ik enkele zwammen in dezelve bespeurd
te hebben.
h. In de diepere lagen der lederhuid en in het onderhuidscelweefsel
zet zieh de klierziekige stof niet
slechts in organische gedaanten af, maar vormt, nu
eens omschrevene, dan weder niet scherp begrensde gezwellen
van verschillende gedaante en zamenhang, in
welke het ontleedkundige mes dezelfde witgeele, kaasachtige
zelfstandigheid aanwijst, die men ook bij scrophuleus
ontaarde klieren enz. aantreft.
i. Bijna alle klierachtige Dermapostases, hetzij zij
oorspronkelijk op de oppervlakte der huid of in en onder
de lederhuid verschijnen, hebben eene bepaalde neiging
tot verstoring der huid, Bij de puistachtige soorten
d