
6 8 6 II. KL. TWINTIGSTE FAMILIE. CARCINOSES.
72. II. D.) rekenen, noch een bijzonder Geslaclit van
kanker in haar erkennen, maar houd haar voor eene
zamenstelling van gewonen kanker, met eene tegennatuurlijke
nederzetting van kleurstoi, eenvoadige Melanosis.
Er mögen zieh gevallen voordoen, in welke eenig scir—
rheus weefsel eene zwartachtige kleur verkrijgt, doch,
even als Cruveilhier bereids heeft aangemerkt, is zulks
veel menigvuldiger het geval met de mergsponsgezwellen,
en derhalve zal ik hier de Anthracina, van Jurine hehandelen,
zonder daarom te willen ontkennen, dat er
een Scirrhoma melanodes bestaat. De weinige gevallen,
die mij van deze zeldzame ziekte zijn voorgekomen, behoorden
tot de mergsponsgezwellen, en ik twijfel hieraan
te minder, daar ik herhaalde malen, in hetzelfde en in
verschillende organen, het gewone mergsponsgezwel en
de kwaadaardige Melanosis nevens elkander waarnam.
Ook heb ik opgemerkt, dat hetzelfde lijk in enkele organen
slechts keuteekenen van Melanosis benigna droeg,
en dat tevens de beide eenvoadige aandoeningen, uit
welker verbinding het encephaloma melanodes ontstaat,
zieh nevens dit vertoonden.
A f b e e l d i n g e n . Tab. XXI. 5.
V e r s c h i j n s e 1 e n .
Er ontstaan op de huid nii eens enkele, dan weder
vrij talrijke, naar gelang de kanker plaatselijk, of het
verschijnsel van algemeene Carcinosis is, donkere, zwartblaauwachtige
en zwarte vlekken, zieh spoedig tot gezwellen
verheffende, die met betrekking tot gedaante,
grootte en zamenhang tamelijk veel met die der vorige
soort overeenkomen, slechts somwijlen iets vaster zijn
dan deze en, even als zij , meer uit het onderhuidscelweefsel,
dan uit de huid zelve, hunnen oorsprong nemen.
Alleen hunne donkere, zwartblaauwe, bruine of zwarte
kleur, die zelfs, zoo zij onder de lederhnid gelegen zijn,
doorschijnt en zieh aan de huid mededeelt, onderscheidt
dezelve van de gewone mergsponsgezwellen. Zij komen,
II. GESLACHT. ENCEPHALOMA. 687
even als deze, meer aan den romp en de ledematen,
voornamelijk de onderste, voor, dan iu het aangezigt,
liggen dikwijls druifvormig op elkander en groeijen snel.
In bun tweede tijdperk gaan zij gewoonlijk van meer
levendige, borende pijnen vergezeld, dan bij de eerste
soort, doch verweeken en breken open, even als deze.
Wanneer dit geschiedt, ontlast er zieh eene eenigzins
bruinachtige, stinkende, etterachtige stof, en in stede
van de naar hersenzelfstandigheid gelijkende, sponsachtige
uitwassen van het gewone Encephaloma, verheffen
zieh hier donkere, bruine en zwarte, druifvormige,
knobbelige woekeringen, die bijna nimmer bloeden, en
zieh niet in eene geelachtige, maar in eene donkere,
naar inkt gelijkende vloeistof oplossen , voor het overige
echter zieh even als Encephaloma vulgare verhouden,
zieh spoedig uitbreiden en weldra nitteringskoorts te
weeg brengen. Wanneer het melanotische mergsponsgezwel
als eene plaatselijke aandoening verschijnt, heeft
het dezelfde neiging om algemeen te worden, als het gewone,
en bewerkstelligt dit, onder dezelfde verschijnselen,
dikwijls reeds in het eerste en tweede tijdperk.
Niet zelden ziet men alsdan, op enkele plaatsen,
eenvoudige mergsponsgezwellen, zonder eene donkere
kleur , tusschen de melanotische ontstaan, en
somwijlen kiemen er in de lederhuid gewone Melanoses
(voornamelijk Melasma granulatnm, bladz. 80. 11.
D.), terwijl er zieh in het onderhuidscelweefsel en in
andere organen donker gekleurde Carcinoses ontwikkelen.
E r k enning.
De grooteve weekheid, de meer platte gedaante, de verschillende
kleur, het snellere beloop , de mindere prikkeling
in het tweede, en de andere, weekere sponsachtige
uitwassen in het derde tijdperk, onderscheiden het
mergsponsgezwel van de huid ligtelijk van Scirrhoma.
Van Melasma (de zoogenaamde melanosis benigna cutis)
12