
3 3 2 II. KL. VIJFTIENDE FAMILIE, SCROPHÜLOSES.
eene meer of min groóte misvorming achterlaten. Zijn
de kootjes aangedaan, zoo ontstaan er dikwijls gewrichtsverstijving,
inki-impingen, ja dikwijls gaat het eerste
kootje geheel en al verloren.
V o o r z e g g i n g .
Scrophulonychia is eene der gewigtigste aandoeningen
der nagels.
B e l l a ndel ing.
Belialve de algemeene, legen de Dyscrasie gerigte
geueeswijze zijn, bij dezen ziektevorm, naar gelang
van den graad van terugwerking, nu eens verdoovende
middelen, omslagen van Hb. cicat., hyoscyam. en dgl.,
dan weder handbaden niet zwavel of Jodium, Jodiumzalven
en andere prikkelende middelen aangewezen, ten
einde de zwelling te verdeelen en verzwering voor te körnen.
Heeft deze echter reeds aangevangen, zoo wordt,
bij het voortgezet gebruik der genoemde middelen, de
nagel zoo spoedig mogelijk verwijderd en de oppervlakte
der zweer, wanneer haar uitzigt en de gesteldheid der
afgescheidene stof, na de aanwending der Jodiumverbindingen
en dgl., niet spoedig verbeteren, herhaalde
malen en tot zoo lang er zieh eene goedaardige vorming
van vleeschheuveltjes vertoont , met bijtmiddelen, zooals
het salpeterzuur-zilver en kwikzilver of het poeder van
Dupuytren, behandeld, Vormen zieh onregelmatige
hoornplaatjes op de zweer, zoo moeten deze zorgvuldig
worden verwijderd, en eerst wanneer, bij de opvolgende
genezing, een meer of min normaal gevormde nagel opkomt,
moet hij verschoond en, door hem met een overtreksel
van was te bedekken, voor uitwendige schadelijkheden
worden beveiligd. Is het kootje mede aangedaan,
ZOO volgt de behandeling van Paedarthrocace.
IX. GESLACHT. SCROPHULELCOSIS.
I X . Geslacht. Scrophutelcosis.
De klierziekige zweer.
S y n o n y m e n . ülcera scrophulosa , scrophulöse
Geschwüre, die Scrophelgeschwüre.
A f b e e l d i n g e n . Tab. XIII. 10.
K e n m e r k e n.
Door klierziekte veroorzaakte of onderhouden wordende
zweren van eene onregelmatige gedaante, met
bleeke, wankleurige, onzuivere grondvlakte, slappe,
blaauwachtige of violetkleurige, van de grondvlakte afgescheidene,
gescheurde randen en met rijkelijke afsclieiding
eener
j
weiachtige, met kaasachtige vlokken vermengde,
etterachtige stof, menigvuldiger aan de bovenste,
dan aan de onderste helft des ligchaams voorkomende.
V e r s c h ij n s e 1 e n .
Er ontstaan op verscheidene plaatsen des ligchaams,
het menigvuldigste echter aan den hals, de armen, het
bovenste gedeelte der borst enz. onregelmatig gevormde
zweren, met bleeke of violetkleurige, ongelijke, meestal
getande en slappe, van de grondvlakte losgelatene en
dikwijls afgebrokene randen, die nimmer naar buiten
omgekruld, maar meestal eenigzins naar binnen gebogen
zijn. De grond dezer zweren is bleek roodachtig, geel-^
achtig, onzuiver, meestal vlak of ongelijk, zelden sponsachtig,
en zij scheiden aanvankelijk eene, nu en dan vrij
vaste, kaasachtige zelfstandigheid , later eenen dünnen,
geelachtigen of bloederigen, met vele witgele vlekken vermengden
etter af. Zij worden meestal omgeven door
eene, min of meer breede, blaauwroodachtige of violetkleurige
areola, die scherp van de omgevende huid is
afgeperkt, en, wanneer zij oppervlakkig zijn, worden
zij, ten minste In den eersten tijd , veelal met geel-^
groen- of bruinachtige, stevig vastzittende korsten of