
Li
486 II. KL. aSEVENTIENDE FAMILIE. LEPROSES.
en, terwijl zij in den oratrek loslaten, in hun middelpunt
blijven vastzitten, en aldus schotelvormige schubben
daarstellen. Dooi-gaans zijn zij van eene donkere,
bruine of zwartaclitige kleur en bestaan uit vrlj talrijke
plaatjes der opperhuid; aan de gewrichten hebben zij
dikvvijls de groolte van een dubbeltje. Voor het overige
verhoudt deze ziektevorni zieh geheel en al als de eerste,
met welken Schönlein hem op die wijze heeft waargenomen,
dat Ichth. simpl. scutellatade gewrichten, vulgaris
echter de ledematen zelve innam. Ik heb hem bij twee
kinderen, broeder en zuster, gezien , die van hunne
jeugd af aan hem geleden hadden, en bij welke hij over
liet geheele ligchaam, uitgezonderd het hoofd, dehandpalmen
en vöetzolen, verspreid was.
2. Soort. Ichthyosis cornea.
De hoornachtige vischschubbenziekte.
S y n o n y m e n . Ichthyosis coriiea Bat. — Ichthyose
cornée Alibert.
K e n m e r k e n .
De verdikking der opperhuid is aanmerkelijker; de
stukken, in welke zij barst, zijn zamengesteld uit talrijke,
op elkander gelegene, hypertrophische platen van hoornweefsel,
hebben steeds eene donkere , menigmaal zwarte
kleur, en gelijken meer naar harde , hoornachtige wratten
en uitwassen, die zieh meer of minder boven de gelijke
oppervlakte der huid verheffen en alzoo naar
Schubben gelijken. De aandoening ontstaat altijd reeds
in de eerste kindschheid, verspreidt zieh , in de meeste
gevallen, over het geheele ligchaam, met uitzondering
van het aangezigt, de handpalmen en voetzolen en is
ongeneeslijk.
iV. GESLACHT. ICHTHïOSIS. 487
Ook deze soort vervalt in twee varie teilen, van welke
deze breedere, vlakkere wratvormige verhevenheden,
gene hoogere, puntigere, stekelvormige uitwassen vormt.
1. Vari'èteit. Ichthyosis corn, verrucosa.
De wratvormige viscliscliubbenziekte.
S y n o n y m e n . Ichthyosis cornea Schön!.
A f b e e l d i n g e n Tab. XVI. 3.
V e r s c h y n s e l e n .
Deze niet zelden aangeboren en steeds uit de eerste
kindschheid afstammende ziektevorm, begint metsoortgelijke
hoekige plaatjes als die van vulgaris , slechts kenmerken
zij zieh vroegtijdig door eene grootere hardhe.d
en donkerdere, meestal ijzergraauwe, brume of zwarte
kleur. Langzamerhand nemen deze plaatjes in dikte toe
en groeijen tot harde, hoornachtige buken van 1 , 2 en
3 lijnen in doorsnede, die op elkander gelegen, door
diepe kloven en scheuren vaneen gescheiden zijn en aan
de huid het aanzien eener ruwe boomschors, vaneen
Panterdier en dgl. geven. Uit de insnijdingen tusschen
de wratten vloeit dikwijls eene kwalijk riekende vloeistof.
De hoornachtige uitwassen vallen zeldzamer af, dan de
schubben der eerste soort ; doch onder dezelve is de
huid , even als ginds , wankleurig en nog merkbaarder ,
door bovenmatige ontwikkeling der tepeltjes, ongelijk,
ruw en hoekerig; doch ook hier ontbreekt alle pijn en is
de gevoeligheid verminderd. In het eenige geval, dat ik
van de ziekte zag, nam zij de geheele huid in , slechts het
hoofd, de handpalmen en de voetzolen vrijlatende.^
Bij d e z e varieteitkan menwaarschljnlijk ook de ziekte
v a n Melada, een klein eiland in de golf van Venetie,