
ELFDE FAMILIE. HrDKOPISIAE.
87
K "
86 IWEEDK KLASSE. DEllMAl'OSrASES.
Dezc uitscheicling geschiedt uitsluitend door de
weivliezen en het celweefsel; daar deze grondweefsels
echter in de meeste weefsels en Organen voorkomen , beslaan
er ook zeer verschillende plaatsen, waar het voortbrengsel
der waterziicht zieh kan nederzetten en als
zoodanig wordt hiertoe zeer dikwijls de huid, met betrekking
tot haar celweefsel, gebezigd.
5, Maakt de waterzuchl hare nitscheidingen in de mtwendige
bekleedselen, zoo geschiedt dit steeds het eerst
in het onderhuidscelweefsel. Het water verdringt het
vet, vult en verwijdt de tusschenruimten der celstof en
zakt, volgens de wetten der zwaarte, naar de diepst
gelegene plaatsen. Op deze wijze Yormt zieh van onderen
naar boveu eene niet omschrevene, meer of minder
uitgebreide zwelling (Oedema), die op het gevoel
week is, den vingerdruk opneemt en gednrende eenen
längeren tijd bewaart, en over welke de lederhuid kan
bewogen worden. Deze is bleeker dan in den normalen
toestand, gespannen , koud en droog, voor het overige
echter doorgaans niet veranderd; slechts in zeldzame
gevallen dringt het uitgescheiden vocht ook in haar
door en zij wordt alsdan glänzend, doorschijnend,
en nog zeldzamer zijgt het water door haar heen en verzamelt
zieh onder de opperhuid, deze tot blazen opheíFend.
6. Als eene aan de organische weefsels vrij onverschillige
stof, verwekt het water in de haid slechts weinig
« bezwaarnissen. Onderdrukking der afscheiding en
min of meer verhinderde beweegbaarheid zijn doorgaans
de «enige gevolgen zijner geheel en al pijnlooze ophooping.
Slechts wanneer de zwelling zeer aanmerkelijk en
de spanning der huid sterk is, wordt deze somwijlen
pynlijk en kan zelfs, terwijl de bloedsomloop en voeding
in haar gestremd wordt, in versterving overgaan.
7. Somwijlen geschiedt de hydropische nederzetting
alleen in de huid ; doch menigvuldiger te voven, gehjkùjdig
of later ook in andere Organen, voornamehjk xn de
door de weivliezen gevormde holten, en alsdan bestaan
er, benevens de waterzucht der hu.d ook mwendxge
Hvdropisiae. Zij geven zieh grootendeels door drukkmg
des waters op inwendige, meer of mmder gewigtige
Organen te kennen.
8 Naarmate de ziekelijke afzondermg van wat x -
ia de haid of in andere Organen - begint en rykeUjker
wordt, dikwijls zelfs voor zij aanvangt, houden alle normale
aischeidin gen, dedarmontlastingon, ¿e
der huid en voornamelijk der pxs, op. Daar bij de laatste
hoofdzakelijk de waterachtige bestanddeelen zxjn vernxinderd,
zoo is zij doorgaans donker of rood geklenrd
en rijk aan piszuur met zijne verbindingen. B.j vele
ziektivormen echter treft men, bij de - ^ a l e pxs geheel
vreemde stoifen, eene groote hoeveelhexd exwxt en
bloedrood, bestanddeelen des bloeds aan die xn zoodanige
gevallen, even als bij de hydropische uitstortuxg,
ook doo. de nieren sehijnen te worden uxtgescheidea. _
9 Even als in het haematochrotische procès de uitschdding
van het veranderde bloed, zoo schyxxt ook by
waterzuchtigen de aitstorting van het water nadeehg op
het geheele organismes te werken. De versch.jnselen
van verstoorde bereiding des bloeds, dxe dxkwxjls reeds
voorafgaan, nemen gedurende het beloop der zxekte
steeds meer en meer toe, de krachten zinken de pols
wordt klein, zwak en onregelmatig, de ademhalmg en
spijsverterixxg lijden, het kwa a d s a p p i g e uxtzxgt vermeerdert
en de niet met water doordrongene deelen vermageren
spoedig. Bij lijken echter vindt men, uitgenomen
de ontbinding des bloeds en ophooping van water ,
eene leegte in de vaten, gemis van vet eu slapheid vau
alle Organen en, even als bij de bloedzuchten, weeke,
ligt scheurbare, meestal echter bleek gekleurde spxeren.
D e e l n e m i n g van het geheele Organismus.
Bij jeugdige voorwerpen en bij hevig inwerkende ge-
Fl Í
A m
m