
6 1 4 II. KL. ¡SEGENTIENDE FAMILIE. SIPlIItlDES.
V e r d e e l ing.
Er zijn twee soorten van dit zeldzame Geslacht, van
welke Rayer de eerste waargenomen heeft, en de tweede
raij zelven is voorgekotnen.
1. Soori. Syphilopemphyx vulgaris.*
De gewone venerische blaren.
A f b e e l d i n g e n . XIX. 2.
V e r s c h i j n selen.
ßayer zag bij eenen man van 58 jaren, die herhaalde
malen aan plaatselijke Syphilis geleden had en door beenpijnen
werd bezocht, aan de bovenste ledematen en
aan de billen, nevens de venerische vlekken, talrijke,
ei-wtengroote, alleenstaande blaren, die op groote, donkerroode
areolae zaten en tot gele, met eene witte lijn
omgevene korsten opdroogden. Soortgelijke blaren wil
hij herhaalde malen in de handpalmen van voorwerpen
hebben waargenomen, die venerische puisten hadden;
slechts waren zij in deze gevallen menigmaal grooter,
haar inhoud geelachtig, en zij vormden dikke, zwarte,
door eene ontvelling omgevene korsten, die tot overdekking
van zweren dienden.
2. Soort. Syphilopemphyx fungosa.
De woekerende venerische blaren.
A f b e e l d i n g e n . Tab. XIX. 3.
V e r s e h i j n s e l en.
Ik zag bij een kind, hetwelk 14 dagen oud was, van
eene vrouw, die vroeger aan eenen verdachten witten
V. GESLACllX. SVPHILOPEMPHIX. 615
vloed had geleden, doch omstreeks den tgd harer verlossing
volkomen gezond was, aan de billen, m de Streek
der teeldeelen en aan de inwendige oppervlakte der
dijen, later echter ook aan den buik, op de borst en
aan den hals, talrijke blaren te voorschijn komen, die
tot de grootte van hazelnoten en kersen aangroeiden,
wit, doch ondoorschijnend waren, op het gevoel gespannen
waren en op koperroode, donker gekleurde areolae
zaten. De blaren hadden langen tijd, 8 , 10 en 14 dagen
noodig, alvorens zij hare volkomene ontwikkehng hadden
bereikt; vervolgens barstten zij en ontlastten, zonder
korsten te vormen, eene troebele, kleverige vloeistof: de
op deze wijze ontbloote plaatsen der lederhuid waren
echter niet, even als bt) Paedophlysis en dgl., vlak of
verzworen, maar droegen sponsachtige, wratvormige uitwassen
van eene bleekroode kleur, die, nadat de blaren
gebarsten waren, spoedig nit de holten te voorschijn
kwamen en , op vele plaatsen, 3 tot 4 Ujnen hoog werden.
Tevens had het kind venerische zweren aan de Uppen.
Toen de uitwassen, na eene behandeling van verscheidene
maanden , verdwenen, lieten zij min of meer verdiepte,
donkere vlekken terug.
B e h a n d e l i n g .
Rayer heeft zijne zieken met de kwikzilverpillen van
S^dilioten de Tisane van Feltz behandeld, en mijnlijder
genas door het gebruik van het llahnemannsche kwikzilver
en het aanstippen der uitwassen met eene oplossing
van zwavelzuurkoper.