
636 II. KL. NEGENTIENDE FA.MILIE. SYPHILIDES. IX. GESLACIIT. SVPiltLOPnyMA. 037
p i r
M kJM ^
tige gezwellen , Loven welke de huid zieh niet veranderJ
toont, en die geheel pijnloos zijn. Zij groeijen langzamerhand
tot de grootte vau hazeluoten en zelfs van walnoten
aan, worden met den tijd onbewegelijk, ongevoelig
en de boven dezelve gelegene huid krijgt eenen donkerrooden
en koperkleurigen tint. Eindelijk verweekenzy
doorboren de lederhuid en veranderen in zweren met
losse, donkere randen, diepe, spekachtige grondvlakten,
en rijkelijke afscheiding eener stinkende etterachtige
stof. Dewijl de knobbels van het onderhiiidscelweefsel
gewoonlijk in vrij groot aantal en groepsgevvijze
bij elkander staan, en nu eens over grootere, dan weder
Over kleinere üppervlakten der huid verspreid zijn, zoo
vvordt de huid door deze zweren dikwijls, even als eene
zeef, met gaten doorbooi'd , en gewoonlyk vormen zieh
in den omtrek der zieh oplossende zwelling, nieuwe,
zoodat men in elk tijdperk knobbels nevens elkander
waarneemt. Somwijlen bedekken de zweren zieh met
geelachtige, diep in de huid liggende korsten; dikwijls
vloeijen zij echter ook tot groote, bogtige verzweringen
te zamen, die zelfs zoo aanmerkelijk kunnen worden,
dat er uitteringskoorts op volgt. Zij genezen met zeer
verdiepte likteekens, welke langen tijd eene donkere,
somwijlen zelfs zwartachtige kleur hebben.
2, Soort. Syphilophyma diffusum. *
De niet omschrevene venerische aandoeniiig vau
het eelweefsel.
S y n o n y m e n . Cutis tensa chronica Gochs. — Die
syphilitische Zellgewebsverhiirtung Schwarz, das unun^,
schriebene Zellgewcbsyphilid.
V e r s c h i j n s e l e n .
Goelis in Weenen en Schwarz in Fulda hebben bij
pasgeborene kinderen van venerische ouders eene aandoening
waargenomen, die velen voor gelijkvormig met
Sclerosis (zie bladz. 63 II. D.) hielden, doch welke wezentlijk
van haar zoude verschillen en zieh op dezelfdc
wijze tot Syphilophyma circumscriptum zoude verhouden,
als de niet omschrevene kliei'ziekige aandoening van
het eelweefsel tot de omschrevene. Het lijden begon
meestal in het aangezigt; dit zwol op, werd gespannen,
voornamelijk om de Uppen, zoodat de mond eene geheel
ongewone gedaante aannam, en werd, op het gevoel, van
heverlede hard en even als perkament. Later ontstonden
er soortgelijke veranderingen aan de dijen, billen
en voetzolen; de laatste werden, door de opzwelling,
bol. In den aanvang had de huid der aangedane plaatsen
hare normale ofslechts eene licht roodachtige kleur;
later werd zij glänzend koperkleurig, met kloven bezet,
ingekorven en bedekte zieh, voornamelijk aan de lippen,
met gele, groote korsten, onder welke zieh verzweringen
vormden. Eindehjk, meestal eerst na verscheidene maanden,
veranderden al de aangedane plaatsen der huid in
groote , onzuivere, invretende zweren, en er ontwikkelde
zieh spoedig een hectische toestand, welke den dood aanbragt.
In de, door Schwarz waargenomenegeValien voegden
zieh bij deze aandoening der uitwendige beklcedselen, zweren
der keelholte, der oogleden, der teeldeelen, kwaadaar-'-
dige Ozoena, etterende buken aan de vingers, het hoofd enz^
E r k e n n i n g.
De Anamnese, het aanwezen van andere venei-ischc
ziektevormen, de koperroode kleur enz. zullen de eerste
soort ligtelijk van andere zwellingen van het eelweefsel,
en het chronische beloop, de ontbrekende bezwaarnissen
in de ademhaling, de andere kleur, de vorming van korsten
en zweren enz. de twecde ligtelijk van Sclerosis doen
onderscheiden.
m