
m II. KL. ZEVEHmftDE FAMILIE. LEPUOSES,
V e r s c h ij u s e 1 e n.
Onder dezelfde v o o r a f g a a n d e verschynsel
e u , a]s bij de eerste soort, ontstaat ook deze met de
u i t b o t t i n g van donkere, vale en bruinachtige vlekken,
van verschillende gedaante en grootte, en het is
somwijlen moeijelijk, in de eerste tijdperken te bepalen,
welke vorm van Elephantiasis zich ontwikkelen zal.
Doorgaans komen de vlekken der verminkeude melaatschiieid,
die, in den aanvang, slechts in gering aantal aanwezig
zijn, en die eerst met den tijd aan hoeveelheid en
omvang toenemen, ineenvloeijen en geheele ligchaamsdeelen
bedekken, het eerst aan de ledematen en in de
nabljheid da- gewrichten te voorschijn en vertoonen zich
eerst later in het aangezigt en aan den romp; zij <^aan
bijna nimmer met jeuking en branding gepaard, en geyoelloosheid
(Anaesthesia) is niet slechts in het begin,
maar gedurende het geheele beloop der ziekte een aanhoudend
verschijnsel derzelve. Zij schilferen vroegtijdig
in een fijn , donker stof af, hetwelk ik aan de vlekken
der eerste soort niet heb opgemerkt; eeue ligte zwelling
en hardheid van het onderhuidscelweefsel vergezelt haar
echter ook; tuberkels daarentegen, zooals zij bij de gewone
olifantenmelaatschheid in de lederhuid ontstaL,
kienien bij deze soort niet; ten hoogste komen in die
zeldzame gevallen, welke het midden tusschen de beide
soorten schijnen te houden , enkele huidknobbels in het
aangezigt voor. Maakt de ziekte echter verdere vorderingen,
gaat zij in het tijdperk van misvorming
over, zoo is zij zeer ligt van de knobbelige Elephantiasis
te onderscheiden : want bij haar ontbreken zoowel bobbels
in het celweefsel als de tuberkels der slijmvliezen
van deze en, in de plaats hiervan, doet zij in eenen sterkeren
graad het hoornweeisel en de kraakbeenderen aan,
die bij de eerste soort gewoonlijk verschoond bhjven of
eerst laat veranderd worden. De haren vallen niet slechts
op de wankleiirige vlekken, maar over het geheele lig-
I I . GESLACHX. ELEPHANTIASIS. 441
chaam uit, en de nagels verlengen en krommen zich,
worden tevens uit talrijke lagen te zamen gesteld, eenen
driemaal zöo dik als normaal, kolfvormig, wanstaltig
en stooten zich in stukken af. Van de kraakbeendei'en
echter, welker varandering deze soort hoofdzakelijk
kenmerkt, worden die der gewrichten, aan welke ook de
vlekken het eerst verschijnen, meestal die der vingers en
teenen voor anderen aangedaan. Zijzwellen, bijna even
als bij chronische j icht , doch zonder eeuige pijn, en de
vingers worden stijf, ingetrokken , onbruikbaar en op
velerlei wijzen misvormd. In meer hevige gevallen ondergaan
ook de gewrichten der banden en voeten , de
knieen enz. soortgelijke veranderingen, en met den
voortgang der ziekte neraen ook de kraakbeenderen van
het aangezigt mede aandeel, wordt de nens verdraaid en
vernaauwd, vertoonen de ooren de veelvuldigste en wonderlijkste
gedaanten, kriillen de oogleden zich naar buiten
om , en de onbedekte, rondachtige, tranende oogen
worden rood. Ook bij dezen ziektevorm wordt de stem,
waarschijnlijk door het lijden der kraakbeenderen van
het strottenhoofd, vroegtijdig ruw, en ontstaat er een
hevige hoest. Daarbij nemen de vlekken voortdurend
aan uitgebreidheid toe, de afschubbing wordt sterker,
en daardoor de huid , voornamelijk aan de aangedane
gewrichten, ruw, dvoog en schurftig, in de vlakke band
en op de voetzolen verdikt de opperhuid zich dikwijls
tot hoornachtige, met kloven bezette lagen. In het
aangezigt daarentegen schljnt de aanhoudende afschilfering
de huid op eene overeenkomstige wijze als bij
Ophiasis Leuce te verteren, de randen der kraakbeenderen
van den misvormden neus en der ooren komen steeds
sterker uit en de deelen gaan te niet. De zieken gevoelen
zich afgemat, moedeloos en leggen eene geringe deelneming
aan hunne bezigheden en aan andere zaken aan den
dag; zij zijn niet zeer bevattelijk en hebben eene groote
neiging tot slapen; de eetlust lijdt doorgaans niet, de
rñl