
m
472 II. KL. ZKVENTIËUDE FAMILIE. LEPROSES,
nabijheid dei- zee, menigvuldige regens en tairijke l'ivieren
onderhouden cene voortdurende vochtigheid , en de
bewoners van het piatte land leven in de grootsle onzuiverheid
en armoede. Het Pellagra versclieen tusschen de
jaren 1760 en 177Ü en werd het eerst door Frapolli in het
jaar 177 l beschreveu. Het vertooude zieh aanvaukelijk
slechts in het bovenstegedeelte van het Milanesche, weldra
echter inde gansche heuvelachtige landstreek, die zieh
van de Alpen totaan de Loinbardisch-Venetiaansche vlakten
uitstrekt, en heeft z i eh, in den laatsten tijd , op deze,
zelfs tot in den omtrek van Paria, Mantua en Padua uitgebreid
, is in Piernont uitgebarsten , en zoude zelfs aan
deze zijde der Alpen, In Savoijen, Dauphiné en aan
het meer van Coustanz in enkele gevallen voorgekomen
zijn. Van eenen nog jongeren oorsprong is de ziekte van
Guiana; Hameau, die reeds sederi het jaar ISO-i te La
Teste de Buch, een klein stadje in het Departement Gironde,
13 ui-en zuidwestelijk van Bordeaux, practiseerde,
nam de ziekte eei'st sederi 1818 waar; nogtans heeft
zij spoedig in hevigheid toegenomen en dreigt zij thans
de geheele bevolking van die Streek, aaii de Baai van
Arcachon en in de duinen , aan tedoen, welke gebrek
heeft aan goed drinkwater en aan alle andei'e levensmiddelen,
in de nabijheid van koortsverwekkende moerassen
woont en haar armzalig ondes lioud door vischvangst of
door het opzamelen van hars wint. De soort eindelijk
, de Acrodynie, is , zooals reeds gezegd werd, in de
lente van het jaar 1828, leParijs en in de naburige Ari'ondissemenlen
van Meaux en Coulommiers, meer als eene
epidemische ziekte opgetreden. Dal zij echter in den
herfst verdween en in het volgende j a a r , omsti'eeks denzelfden
tyd en naauwkem-ig op dezelfde plaatsen, als in
1828, weder verscheen , ja dal zieh hare sporen zelfs in
de derde lente (1830) vertoonden, schijnt mij toe, door
plaatselijke verhoudingen te weeg gebragt te zijn, en ik
houd haar daarom voor het begin eener soortgelijke enm.
GESLACHX, NEOLEPRA. 473
demische ziekte, als het Pellagra in Lombardije, welker
ontwikkeling slechts door , ons onbekende invloeden,
welligt door de koude van den winter in 18|§, is afgebroken
geworden.
Eene b e p a a l d e v o o r b e s c h i k t h e i d voor Neolepra kan
men naauwelijks aantoonen. Elk van hare soorten doet
elk geslacht en elken ouderdom aan , hoewel ook zeldzamer
kinderen dan volwassenen. Dal de aanleg tot het
verkrijgen van Mal de la rosa en Pellagra kan worden
overgeerfd, is bewezen; de beide andere ziektevormen
echter bestaan nog niel lang genoeg, om hierover iets te
kunnen besluiten.
Over de a a n l e i d e n d e oorzaken der zomermelaalschheid,
op de verschillende plaatsen, waar zij
voorkomt, heelt men zeer verschillende meeningen geuit.
Zeker is het, dal zij slechts de ärmere, lagere
klassen der Maatschappij aandoet. Cazal en Thieri beluigen
dit van den Asturischen vorm ; Pellagra heeft men,
dewijl hetzelve slechts onder de arme landbouwers voorkomt
, Mal di miseria genaamd. Neolepra aquitanica is
een bijna uitsluitend eigendom der arme visschers en
harsverzamelaars, en ook de ziekte van Parijs deed, behalve
de Soldaten van vele kasernen en de bewoners van
eenige verzorgingsgestichten, voornamelijk de arme,
arbeidende klassen aan. Of echter meer de siechte voeding
van zoodanige voorwerpen, dan wel de ongezonde
woning, de onzuiverheid, de bovenmatige inspanning,-
de zorg en kommer, aan welke zij prijs gegeven zijn, tot
het verwekken van dit lijden bijdragen, is moeijelijk te
bepalen. Niet waarschijnlijk is het, dal, zooals velen
aangenomen hebben, eene zekere spijs , de Maïs, het
bedorven, zure roggebrood, het bovenmatig gebruikte
zeezoulen dgl., de hierloe behoorende ziekten zouden te
weeg brengen, en ik geloof, dal, over het algemeen,
niet eene enkele oorzaak, maar het medewerken van allen
nadeeligen invloed, welke met armoede en eilende ge-
F
¥ j \