
556
r
I I . KL. iCHTTIENDE FAMIUE. THTMIOSES.
derheid met die gevallen, in welke de Pians, door hei
vatten van koude of door siechte behandeling, in hun
natuurlijk beloop gestoord en meer naar inwendige Organen
gedreven worden, even alsof hat koudere klimaat
van al die streken, in welke Radesyge voorkomt, deze
afwijkingen van den gewonen Typus des tusschen de
keerki-ingen voorkomenden vorms zoude bewerken. Het
beginnen der tot dit Geslacht behoorende soorten raet
bezwaarnissen in de keelholte, welke bij de Pians slechts
zelden en laat voorkomen, de andere huid veranderingen,
onder welke zieh de bij Framboesia, pathognomonische
sponsachtige uitwassen menigmaal niet, en nimmer zoo
ontwikkeld als bij haar bevinden, het ontbreken van den
Mama-piah, de Crabbe-yaws enz., de npg veel grootere
neiging tot verzwering, de menigvuldigere en hevigere
aandoeningen der beenderen, het minder regelmatige,
langzamere beloop, het andere vaderland enz., regtvaardigen
echter, dat ik de Guineapokken en de Radesyge
als verschillende Geslachten aanmerk, en zullen ook
de erkenning genoegzaam zeker maken.
V o o r k o m e n en Oorzaken.
Alle soorten der Radesyge zouden eerstin den lateren
tijd ontstaan zijn, en zijn, tot bepaalde landen ofdistricten
beperkte, endemische ziekten. De noordsche
Radesyge werd het eerst in het jaar 1720, in Nooi'wegen,
waargenomen, doch komt thans niet slechts aldaar, maar
ook aan de Zweedsche, Finlandsche en Esthlandsche
kusten voor, en komt voorzeker wel raet de Liktra in
IJsland en de Marschkrankheit van Holstein overeen;
j a , zelfs zoude zij zieh nu en dan in Porameren en
Pruisen vertoonen. De Sibbens trokken, omstreeks het
midden der vorige eeuw, de opmerkzaamheid der Geneeskundigen
tot zieh: zij behoorden te huis in het
zuidwestelijke gedeelte van Schotland, aan de Solway
Frith, in de graafschappen Dumfries, Kirkcudbright,
Wigton en Ayr, doch schynen in den lateren tijd zeer
U. GESLACHT. RADESYGE. 557
seldzaam geworden te zijn. Het Scarlievo dagteckent van
het jaar 1790 ; het zoude gelijktijdig op twee punten der
Adriatische kusten, welke meer dan drie graden breedte
van elkander liggen, in gebragt geworden zijn, volgens sommigen
uit Turkije, volgens anderen door eenen Franschen
zeerover. Op de eerste plaats verspreidde het gebrek zieh
niet ver over het Tai di Breno, van Draga en hetnabijgelegene
Scarlievo ; echter breidde het zieh spoedig verder
uit, voornamelijk längs de kusten der kroatische Militairgrenzen,
over Fiume tot aan het Venetiaansch Istrie,
in den omtrek van het bergachtige Montaner Distrikt
en zelfs tot eenige gemeenten van het naburige Krains.
De regering nam het eerst in 1801 en daarna in 1818,
krachtdadige maatregelen en heeit daardoor de ziekte
zeer verminderd, doch nog altijd blijft het lijden eene
niet zeldzame aandoening. Radesyge canadensis eindelijk
zoude tusschen 1760 en 1770, voornamelijk onder de
bewoners der dorpen aan de baai van St. Paul , uitgebroken
zijn; men noemde haar Engeische ziekte, omdat
men geloofde, haar van de Britten gekregen te hebben
en telde reeds , in het jaar 1785 , 5800 lijders. Hoedanig
de ziekte zieh thans verhoudt, weten wij niet.
AI de ziektevormen van dit Geslacht komen dus aan
zeekusten voor en verspreiden zieh slechts zelden diep
in het binnenland. Zij doen beide geslachten en elken
leeftijd aan , zijn , ten minste de 3 eerste soorten, menigmaal
overgeerfd en aangeboren en vertoonen zieh voornamelijk
onder de geringere volksklassen ; allen zijn zij
menigvuldiger op het platte land, dan in de Steden. Van
de eerste soort is het met zekerheid bewezen, dat zij meer
vrijwillig, dan door besmetting wordt voortgebragt, dat
het voortdurende oponthoud in de vochtige, nevelige
zeelucht, de inspanningen bij de vischvangst en andere
soortgelijke werkzaamheden, de onzuiverheid, de siechte
voeding enz. hare volkomene ontwikkeling bevorderen,
en ook de Sibbens zouden door zoodanigen invloed ont