
f é
1 2 4 II. KL. TWAALFDE FAMILIE. CHYMOPLANUE.
altijd chronisch; nogtans is geene derzelve aan eenen
bepaalden tijd gebonden, en de acute vormen kuniien
in de chronische overgaan. De mogelijke uitgangen
zijn: . r. , j
1. In v o l k ome n e geneziiig. Deze volgtsteeds,
terwijl zieh de normale uilscheiding van gal in den twaalfvingerigen
darin weder herstelt en de bleeke drekstoffen
weder gekleurd worden. Bij de acute vormen geschiedt
ditsnel terwijl er kritische galaardige diarrheen ontstaan,
bij de chronische doorgaans langzamerhand. Tevens verbleekt
de huid , dikwijls onder een rijkehjk geelgekleurd
zweet, bij Melasicterus somwijlen met uitscheiding eener
geelachtige, groenachtige of roet gelijkende stof (pigment)
op hare oppervlakte, menigmaal echter ook bij de chronische
vormen zonder eenige krisis. De pis wordt helderder,
bleeker en vormt bij acute geelzucht een donker
bezinksel. Ten laatste verdwijnt gewoonlijk de icterische
kleur in het oog. Herhalingen zijn bij de meeste soorten
veelvuldig.
2. In gedeeltelijke genezing. Menigmaal
blijven er verschijnselen van moeijelijke spijsvertering
terug, en kinderen, die aan de soort leden, verkrijgen
bezwaarlijk hunne krachten weder.
3. In a n d e r e z i e k t e n, Nu en dan gaat Icterus,
bij eene ongepaste, al te prikkelende behandeling, in
Hepatitis of galkoorts over, en men wil ui them Febr. intermittens
hebben zien ontstaan. Menigvuldiger echter
eindigt hij, voornamelijk de 2'^% en b''" soort, in
Marasmus of Hydrops.
4. In d e n d o o d. Deze uitgang kan volgen onder
de verschijnselen van zenuwaandoeningen, door het bijkomen
van Hepatitis, Gastromalacia en dgl., en door
waterzucht of Marasmus.
V o o r z e g g i n g .
Deze is over het algemeen niet ongunstig en hangt voornamelijk
af:
I . GESLACHT. ICTERUS. 125
1. Van den z i e k t e v o r m . De tweede en vijfde
soort zijn het gewigtigste.
2 Van de oorzaken. Wanaeer geelzucht door
schadehjkheden is te weeg gebragt, die niet lang aanhouden,
is zij veel ligler tegenezen, dan wanneer zij door
eenen langen tijd voortdurenden invloed wordt veroorzaakt,
en wanneer de Chymoplania het gevolg van organische
gebreken is, is de voorzegginj; zeer ongunstig.
3. Vandenduur. Hoe vroeger de behandeling een'
aanvang neemt, van des te beter gevolg is zi].
4. Van de meer of min Sterke kleur der
h u i d . lurigo is gunstiger dan Melasicterus.
5. Van de d e e l n emi n g van inwendige gew
i g t i g e Organen. Bezwaarnissen in de ademhaling
zijn reeds gevaarlijk, doch verschijnselen van zenuwaandoeningen
meestal doodelijk. Eene zamensteUmg
met Hepatitis en nog meer met Gastromalacia is zeer
ongunstig.
6. Van den t o e s t a n d der k r a c h t e n , den ouderdom
enz. der zieken. Doen er zieh verschijnselen
van Hydrops of Marasmus voor, dan zijn de lijders
meestal verloren.
L i j k o p e n i n g .
De huid is gewoonlijk in hare geheele dikte en met het
onder haar gelegene celweefsel meer of min sterk geel
gekleurd en in meer hevige, voornamelijk chronische gevallen
dragen ook de slljm- en weivliezen deze kleur; ja
in vele (voornamelijk symptomatische) gevallen van geelzucht
zag men zelfs debeenderen, het waterachtige en
glasachtige vocht van het oog, in het kort alle deelen des
ligchaams met eene galachtige kleurstof geverwd. Slechts
de icterische kleuring van het ruggemerg schijnt alleen
aan de tweede soort eigen te zijn, hoewel er nogtans ook
bij volwassenen niet zelden zenuwtoevallen voorkomen,
bij welke men de hersenvliezen geel gekleurd , eene uitstorting
van geelachtig water in de hersenen en dgl. aan-
<