
3 0 6 II. KL. VIJFTIENDE FAMILIE. SCROPHÜLOSES.
ZOO bezwaarlijk te verdrijven huidwolf, heeft men,
naar mijn weten, nimmer waargenomen. Eovendien
kunuen zieh nog andere, minder aanverwante ziektevormen
bij Lupus voegen : men ziet niet zelden, dat
de ziekelijke plaatsen der huid door eene roosachtige
ontsteking worden aangedaan, welke, bij de tot verzwering
overgaande soorten , de versloring dikwijls buitengewoon
bevordert; bij zamenstellingen van Lupus
met andere Dyscrasiae, met Syphilis, Cancer, Lepra
en dgl., ontstaan er dikwijls moeijelijk te bepalen tusschensooi'ten
en, wanneer de ziekte zeer uitgebreid is
en lang duurt, worden zwakke voorwerpen veelal atrophisch
of hydropisch.
4. In den dood. Deze, over hetalgemeen, zeldzaam
voorkomende uitgang is somwijlen alleen het gevolg
eener uitgebreide verzwering en van uitteringskoorts
; menigvuldiger echter ontstaat hij door zamenstelling
met inwendige vormen van klierziekte, of door
Marasmus en Hydrops.
V o o r z e g g i n g
Geene andere klierachtige Dermapostasis verwekt
eene zoo belangrijke verstoring en misvorming als Lupus
e n , hoewel hij ook slechts zelden het leven in gevaar
brengt, zoo is hij toch zeer bezwaarlijk in de genezing.
De voorzegging rigt zieh hoofdzakelijk naar de volgende
punten:
1. Naar den v o rm. Lupus excorticans is in elk opzigt
de goedaardigste vorm ; lupus exedens en exuberans
zijn gevaarlijker, en lupus tumidus is het moeijelijkste
te genezen. Of er tuberkels aanwezig zijn of niet , komt
hier in geene aanmerking.
2. Naar de z i t p 1 a a t s. Het lijden is altijd gevaarlijker
wanneer het in het aangezigl, dan wanneer het
aan andere deelen voorkomt.
3. Naar de u i t g e b r e i d h e i d en den duur.
4. Naar den o u d e r d o m en de ges teldhei d dei*
IV. GESLACHT. LUPUS. 307
z i e k e n . Voor de huwbaarheid gelukt de genezing
ligter, dan na dezen tijd, en hoe duidelijker de zieken
den habitus scrophulosus torpidus dragen, hoe zwakk
e r , kwaadsappiger enz. ^zij zijn, des te zeldzamer en
langzamer genezen zij.
5. Naar de z amens t e l l inge n en u i t g a n g e n . Verbindingen
met andere Dyscrasiae, uitteringskoorts en
waterzucht zijn vooral gevaarlyk.
6. Naar de uitwendige verhoudingen. Hoe
armer de zieken zijn, zooveel te minder bestaat er mogelijkheid,
hunne woningeri, kost enz. te veranderen en
des te moeijelijker is alzoo de genezing.
L i j k o p e n i n g .
Zoowel bij den met tuberkels, als bij den zonder
deze voorkomenden huidwolf lijdt de huid niet slechts m
hare oppervlakkige afscheidingslagen, maar is ook m
haar dieper parenchyma meer of min veranderd. De
kleine tuberkels wortelen vrij diep, zyn, als het wäre,
in de huid ingezakt en vevtoonen aanvankelijk een roodachtig
weefsel; later echter, wanneer zij beginnen op
te lossen, bemerkt men op dezelve, met het vergrootglas,
dezelfde geelachtige zelfstandigheid, m de gedaante
yan punten en lijnen, die men bij andere klierziekige
gezwellen vindt. Bij den huidwolf zonder tuberkels
schijnt dezelfde stof tusschen de lagen der huid
te worden nedergezet. De schubben, die zieh bij de
tweede en aanverwante soorten vormen, bestaan uit
eenvoudige bladereu der opperhuid, doch de korsten van
de tot verzwering overgaande ziektevormen, voor het
grootste gedeelte uit verdroogde uitzweetingsligchaampies
alleen in de dikste treft men nu en dan enkele
draden aan, van welke ik echter niet met zekerheid
bepalen wil of het zwammen zijn. De mtwassen van
lapus exuberans schijnen, zooals gezegd is, uit de tepelvormige
ligchaampjes der huid hunnen oorsprong
te nemen. Bi] alle vormen ontdekt men nederzettingen
20*
Ú
f-i ' I