
r '
3 3 6 II. KL. VIJFTIENDE FAMILIE. SCROPHDLOSBS.
beeuderen en inwendige gewigtige Organen in verzweving
overgaan.
V o o r z e g g i n g .
Hoewel voor het leven zelden gevaarlijk, zoo is Scrophulelcosis
loch, wegens haar langdurig beloop , en Wagens
de misvormende likteekens eene der belangrijkste
soorten van zweren. De voorzegging hangt voornamehjk
af van den graad van algeuieene klierziekte, van de wijze
van ontstaan, de zitplaats, den duur en de uitgebreidheid
der zweer, van de mogelijkheid om de zieken onder meer
gunstige omstandigheden te verplaatsen enz,
B e h a n d e 1 i n g.
Aan de opheiEng der Djscrasie, welke de hoofdzaak
is, wordt, op dezelfde wijze als bij de andere ziektevoi'-
men dezer Familie beantwoord. De plaatselijke behandeling
echter vereischt de volgende opgaven:
1. De graad van terugwerking der zweer
binnen de behoorlijke palen te behouden. Is deze de
sjnochale, hetgeen zelden het gevalis, zoo wendt men
verzachtende, verdoovende middelen aan, zooals Cicuta,
Belladona en dgl. in baden en stovingen, inwrijviugen
van kwikzilverbereidingen in den omtrek enz. Draagt
daarentegen de verzwering het toi'pide karakter, hetgeen
veel menigvuldiger voorkomt, zoo zijn prikkelende middelen
, aromatische versterkende stovingen en baden,
de loogzoiiten, de zwavel enz. aangewezen.
2. De d y s c r a s i s c h e n a tuur ook plaatselijk te
veranderen en te vernietigen. Tot dit doel heeft men
zieh voornamelijk van de Jodiiimverbiudingen, van de
dierlijke kool en van de kwikzilverbereidingen (Merciirius
subl. corrisiv. en Merc. praecip. rnb.) met gevolg
bediend.
3. De o v e r t o l l i g e a f scheiding te beperken,
de woekeringen te verstoren en eene goedaardige vorming
van vleeschheuveltjes te bewerken. Een afkooksel van
kina en eikenbast, azijnzuur-Iood, groene, blaauwe en
IX. GESLACHT. SCROPHÜLELCOSIS. 337
Witte vitriool, kreosotwater en dgl. bewijzen, bij deklierachtige
zweren, somwijlen goede diensten, en dikwijls
moet men de ziekelijke ai'scheidingsoppervlakte door bi j t -
middelen, Lapis infern.. Lap. canst., zoutzuur-Antimonium,
salpeterzuur- kwikzilver en dgl, verstoren,
ten einde eene goedaardige vorming van vleeschheaveltjes
te verkrygen.
4. De v o rmi n g van het l ikt e eke n te leiden.
Ontstaat er eene goedaardige verettering, zoo moet men,
naar de ligging en gedaante der zweer, de randen nu eens
vereenigen, dan weder van elkander houden en zelfs a f -
snijden, in natuurlijke openingen, die zouden kunnen
vergroeijen, waskaarsjes inbrengen, de sponsachtige verhevenheden,
uitpuilingen en halten van de zieh vormende
likteekens door b^tmiddelen verstoren en dgl.
Hebben zieh echter reeds likteekens gevormd , die zeer
misvormen en de verrigtingen belemmeren, zoo is het
niet zelden noodig, dezelve door bijtmiddelen of door
het mes weder van een te scheiden. Om. dezelve glad te
maken heeft men een' brij nit ongebluschten kalk en zeep
aanbevolen.
Hoedanig de uitteringkoorts moet worden behandeld,
is reeds herhaalde malen opgegeven.
tManliungsel,
Ik houd deze plaats voor de geschiktste, om die, met
verandering der huid gepaard gaande ziekte te beschrij ven,
welke bij menschen, door de besmettingsstof van den
kwaden droes en wormziekte wordt te weeg gebragt. De
D v s c r a s i a f a r c i m i n o s a e q n o r u m , v a n w e l k e zoowel
de kwade droes {náhg, malleus húmidas, morve ,
glanders) als de wormz i ekt e (malleus farciminosus,
iarcimen, farcin, farcy) als een verschijnsel kan worden
aangemerkt, en die zieh vrijwillig alleen bij dieren uit
het geslacht Equus ontwikkelt, is wel is waar niet gelijk
22