
2 2 8 II. KL. VEERTIENDE FAMILIE. HAEMORKHOIDES- I . GESLACHT. PYGAGRIA. 229
Jp
' . 1 J
2. Soort. Pygagria granulata.
De korrelige aanbeijenuitslag.
S y n o n y m e n . Liehen haemoi-rhoidalis; ook gedeeltelijk
Eczema podicis.
A f b e e l d i n g e n . Tab. XI. 3.
V e r s c h i j n s e l e n .
Deze soort begint yolkomen als de vorige, doch weldi'a
komen, op de bruinachtig gekleurde huid, talrijke kleine,
he\ig jeiikende knopjes van dezelfde kleur, of kleine
weiachtige blaasjes te voorschijn. Deze ziektevorm
breidt zieh menigvuldiger dan de eerste soort op den
balzak, de schaamlippen, de inwendige oppervlakten der
deijen, het onderste gedeelte van den rüg enz. iiit. De
kleine vruchten worden meestal vroegtijdig aan stukken
gekrabd en vormen bloedige korstjes o fmi n of meer vochtige
ontvellingen. Het lijden , aanvankelijk sleclits omstreeks
den tijd der aanvallen aanwezig, wordt later
duurzaam en slechts dan van meer belang, wanneer
de uitscheidingen der aanbeijen aanvangen, ja het
kan zelfs nog voortduren, nadat de aanbeijen in den
endeldarm, zooals in den hoogen ouderdom menigmaal
gebeurt, zijn weggebleven. In zoodanige gevallen is de,
steeds met de nagels aan stukken gekrabde huid dikwijls
ontaard, vol kloven enspleten, en het geheele gestel is
aangedaan.
E r k e n n i n g.
De voortdurende zamenhang met bezwaarnissen der
aanbeijen, de bruine kleur, de hevige jeuking, de eigenaardige
afgescheidene stof enz. onderscheiden de
eerste soort van Amorpha, de tweede van Liehen, Psydracia
en Cnesmus.
O o r z a k e n .
De aanbeijenuitslag gaat gewoonlijk slechts vergezeld
van de wezenlijke aanbeijen, wanneer hij zieh reeds
door knobbels, slijmachtige of bloederige uUscheidmg
aan den dag legt. Slechts bij wijze van uitzondenng
komt hij somwijlen in vereeniging met Leucorrhoea haemorrhoidalis
voor en neemt alsdan zijnen oörsprong uit
de teeldeelen. Hij vormt zieh meestal bij zoodanige lijders,
die nog in hunne volle kracht zijn, doch kan, zooals
gezegd is, tot in den hoogen ouderdom voortduren.
B e l o o p , D u u r en Uitgang.
In den beginne gebenden aan de aanvallen van de aandoening
des endeldarms, en, even als deze, nu eens
meer, dan eens minder spoedig verloopende, nu eens
längere, dan weder kortere tusschenpozingen makende,
wordt Pygagria later gaarne aanhoudend, verloopt zeer
langzaam en kwelt de aangedane voorwerpen jaren achtereen.
Zij eindigt:
1. In g e n e z i n g. Deze volgt zelden door de hulp
der natuur en meestal slechts dan, wanneer de aandoening
nog niet lang heeft bestaan. De huid neemt langzaam
hare gezonde gesteldheid weder aan en de knopjes
en blaasjes schilferen af. De neiging tot instortingen is
steeds groot.
2. In a n d e r e ziekten. De aanbeijenuitslag is,
over het algemeen , van eenen niet zeer vlugtigen aard ;
doch men heeft na zijne plotselijke verdrijving toeneming
der eigenlijke en somwijlen der zoogenaamde verplaatste
aanbeijen zien ontstaan. Bij oude lieden kan de
hevige jeuking tot Marasmus aanleiding geven, en ik
zag eenen 77 jarigeii man, die sedert meer dan 20 jaren
aan hevige Pygagria granulata leed , toen deze , zonder
eenige bekende oorzaak, plotselijk verdween, in eene
hardnekkige braking van bruinachtige vloeistoffen en later
in Pneumophthisis en Hydrops vervallen, aan welker
gevolgen hij stierf. Bij de lijkopeuing vond men,behalve
de weiaardige uitstortingen en de aanmerkelijke
etterholten in de longen, het door het buikvlies ge