
528 TWEEDE KLASSE. DERMAPOSTASES.
proses en bij andere endemische zieklen beschuldigt men
nu eens de hicht , dan weder het drinkwater, dan weder
het voedsel; doch, even als de Leproses en dgl., worden
voorzeker ook de Thymioses niet door eenen enkelen,
bepaalden schadelijken invloed, maar door medewerking
van eene reeks van oorzaken verwekt. Het is, voor het
overige, opmerkenswaardig, dat bijna alle soorten dezer
Familie eene vooringenomenheid voor de nabijheid der
zce toonen, voornamelijk aan de kusten voorkomen, zieh
zelden ver in hetbinneüland uitbreiden, en hoofdzakelijk
die bevolkingen aandoen , welke veel aan de zeelucht
blootstaan en zieh , voor het grootste gedeelte, van visschen
voeden. Naauwkeurigere berigten hebben wij,
aangaande de wijze, op welke de b e sme t t i n g werkt,
niet, hoewel ook vele soorten meer vrijwillig dan door
mededeeling ontstaan, en andere (de Aleppobuil) waarschijnlijk
niet besmettelijk zijn. De smetstof bevindt zieh
in de ziekelijk veranderde huid of slijmvliezen, in den
uitslag, de uitwassen of zweren, en deelt zieh slechts
door onmiddellijke of middelljjke aanraking, niet door
de lucht, mede. Het meeste wordt zij door het bij elkander
slapen, door het ziiigen, door den bijslaap , het
gebruik derzelfde bedden, kleedingstukken, gereedschappen
enz. op gezonden overgebragt, en de slijmvliezen en
de uitwendige huid schijnen haar, zoo wel in eenen onbeleedigden
als gekwetsten toestand, te kunnen opnemen.
Wordt de smetstof in eene wond gebragt, zoo
verändert zij deze eerst in eene thymieuse zweer, en
eerst eenen geruimen tijd daarna volgt de eigenlijke uitbarsting
der ziekte; heeft de besmetting daarentegen
door de ongekwetste huid of door de slijmvliezen plaats,
hetgeen veel menigvuldiger gebeurt, zoo ontstaan er
geene plaatselijke verschijnselen op de aangedane plaats,
even alsbij deScrophuloses, Psorideae, Syphilides enz.,
maar de ziekte begint met voorafgaande verschijnselen,
en vertoont zieh op dezelfde plaatsen, op welke zij, bij
ACHTTIEiNOE FAMILIE. TUYMIO.SES. 529
een vrijwillig ontstaan, plagt voor te komen en die
van de plaats der besmetting dikwijls ver verwijderd,iijn.
De teeldeelen zijn alzoo, bij al de hiertoe behoorende
ziektevormen , zelfs bij persouen, die door den bijslaap
worden besmet, doorgaans volkomen gezond of worden
eerst later, tegelijkmet de geheele huid, aangedaau. Hoe
veelvuldig nogtans ook de wegen zijn mögen, längs welke
de smetstof der Thymioses in het Organismus kan geraken
, ZOO schijnt zij loch niet zeer werkzaam te zijn, plant
zieh bezwaarlijk op den hoogeren stand, naar andere
streken enz. over, en men kan zieh, zooals talrijke
daadzaken bewijzen, veel meer ongestraft aan haar blootstellen,
dan aan die der venerische ziekte of der schürft.
Hiermede komt overeen, dat de tijd, dien zij noodig heeft
om zieh te ontwikkelen, buitengewoon lang is, en dat
men, ten minste bij vele soorten, wil waargenomen hebben,
dat zij hetzelfde voorwerp slechts eenmaal in het
leven zoude aandoen.
V o o r k o m e j u en algemeene Verbreiding.
De eerste geloofwaardige berigten over de aandoeningen,
die wij nog heden tot de Thymioses rekenen (Framboesia
en Pyrophlyctis syriaca), hebben wij te danken
aan de Arabieren, die dezelve, in de 10''° eeuw, in Azi6
en Afrika, binnen den keerkring, waarnamen. Doch
rceds veel vroeger beschreven de Grieken en Romeinea
dezelve, onder de benamingen van&iljAog, ÜJ^iov, auxog,
(iVQfi^jitta, ficus enz., welke, hoewel zij ook aan de meer
ontwikkelde vormen der warme luchtstreken niet %olkomen
gelijk waren, toch tot dezelfde Familie konden gerekend
worden, en dit is ook het geval met soortgelijke
aandoeningen, van welke de Geneeskundigen dermiddeleeuwen,
Eertapaglia, Valesco van Taranta,Franz vanPieniont
enz., onder den naam van Morus, Thusius, Formica
en dgl. gewagen. Indien wjj dierhalve ook willen aaiinemen
, dat de eigenlijke woonplaats van volkomen ontwikkelde
Thymioses, in de, tusschen de keerkringen
3'i
K '