
432 11. KL. ZEVENTIENOE FAMILIE. LEPROSES»
zieh aan de oathoudingskaur en aan eene geregelde behandeling
met Jodium of Arsenicum onderwerpen. Bij
de tweede soort koii welligt ook Argentum iiitricum of
Aurum chloratum beproefd worden, welke niiddelen
in andere, met eene Sterke vorming van korsten verbondene
huidaandoeningen, goede diensten bewijzen. Daarbij
moet natuurlijk met de uitwendige middelen worden
voortgegaan, en ik stel mij van de berookingen met Zinaber
of Jodium, van caustische baden en dgl. een goed
gevolg voor. Ontstaat er verzwering, zoo zouden welligt
de opdroogende middelen aangewezen ztjn, terwijl
een gepaste kost, kina, wijn euz., de krachten moeten
ondersteunen. De aandoening der slijmyliezen, van het
zenuwstelsel, der longen enz. zoude ik volgens baren
aard, nu eens met verzachtende oi ontstekingwerende,
dan weder met opwekkende, versterkende, zamentrekkende
middelen enz. behandelen.
//. Geslacht. Elephantiasis.
De Olifantenmelaatschheid.
S y n o n y n i e n . HuTVQÎa Aristot. — ^ElicfuvTÎaaiq^
hovTÎaai;, aarvgiaatg Archigen. Aret. et al. — Elephantiasis
Lucr., Cels., Coel., Plin. et cet. — Dschôddam,
Dschossam, Sala, Dâ-alased Arab. — Lepra extrema;
Lepra in carne; L. elephantia, leonina et alopecia;
Morbus sancti Lazari; Maltzey, Ladrerie enz. van de
middeleeuwen. — Der Elephantenaussatz. — Elephantiasis
Graecorum; Lepra Arabum var. — Eléphantiasis
vulgaire Alib. — De melaatschheid der Arabieren. —
Lèpre des Arabes. — Elephantiasis. — Madjurdam der
tegenwoordige Arabieren. — Boaesi in Suriname. — Spedalkshed
in Noorwegen enz.
I t . GESLACHT. ELEPHANTIASIS. '133
K e n m e r k e n.
Reeds vroegtijdig worden, behalve de hiiid, de ouder
haar liggende deelen, voornamelijk het onderhuidscelweefsel
of de gewrichts- en aangezigtskraakbeenderen,
ziekelijk veranderd (Lepra in carne), en terwijl bij Ophiasis
de aangedane plaatsen verdwijnen en zieh verdiept
voordoen, veroorzaakt Elephantiasis eene misvorming
door opzwellingen van allerlei aard. Onder soortgelijke
voorafgaande verschijnselen, als bij het eerste Geslacht,
vorinen zieh, hoofdzakelijk in het aangezigt en aan de
ledematen , met den tijd echter over het geheele ligchaam,
verschillend geklearde, menigmaal gevoellooze
vlekken van eene wisselvallige grootte en gedaante, en
ontstaan er (bij de gewone soort) kleine, ronde, hoornachtig
harde en diep in de lederhuid liggende huidknobbels
(Tubercula cutanea). Te gelijk echter, of körten
tijd daarna verhelfen zieh in hat onderhuidscelweefsel
onregelmatige bobbels en gezwellen (Phymata) van aanmerkelijken
omvang, die de aangedane deelen, voornamelijk
het aangezigt, op eene afzigtelijke wijze, misvormen,
of de kraakbeenderen zwelleii op, de gewrichten
verkrommen en verstijven, de ooi-en , de neus, de oogleden
worden wanstaltig enz. Met den verderen voortgang
van het gebrek vallen ook hier de baren iiit, krijgen
de nagels eene kolfvorniige gedaante, scheuren
en vallen af. Weldra lijden ook de inwendige deelen ,
voornamelijk de slijmvliezen; de stem wordt riiw, de
adem stinkend, de ademhaling moeijeüjk: de afscheidingen
veranderen en de voeding lijdt. Eindelijk, nu
eens vroeger, dan weder later, komt het tot verzwering,
voornamelijk in het onderhuidscelweefsel, in de kraakbeenderen
en in inwendige Organen, en alsdan gaan dikwijls
de neus, de ooren , de oogleden, de koorjes der
vingers en teenen enz. verloren, hetkeelgat, het strottenhoofd
, de longen, het darnikanaal enz. verzweren. De
Ouden noemden de Elephantiasis een' algemeenen kanker.
28
hA
m
¥