
im
434 I I . hL. ZEVENTIENDE FAMILIE. XEPROSES.
V e r d e e 1 i n g.
E r zijii twee soorteii van Olifanteumelaatschheid, near
gelaug zij met huidtuberkels en bobbels een' aanvang
neemt en voornamelijk het celweefsel ziekelijk verändert,
of op de huid slechts vlekken te weeg brengt en zieh
meer tegen de kraakbeenderen, dan tegen het onderhuidscelweefsel
wandt. De eerste soort noem ik tuberculosa
, de tweede, dewijl deze voornamelijk verminkt,
mutilans. Deze beide soorten zijn echter in de natuur
niet altijd scherp van elkander gescheiden, en niet zelden
komen bij eleph. tuberculosa de misvormingen der
2'^® soort , en somwijlen in gevallen, die geheel en al als
eleph. mutilans verloopen, op enkele plaatsen der huid ^
d e tuberkels en bobbels der eerste soort voor. Bovendien
bezit de endemische Olifantenmelaatschheid van
vele streken nog eigenaardigheden, die mij noodzaken,
eenige varieteiten aan te nemen.
1. Soort. Elephantiasis tuberculosa.
De luiobbelachlige olifanlenmelaatsehheid.
S y n o n y m e n . Lepra elephantia et leonina med,
aev. — Elephantiasis Graecorum legitima, vulgaris; Lep
r a tuberculosa, nodosa var. — Der Knollenaussatz. —
L è p r e tuberculeuse. — True or tubercular leprosy.
Inzauni burrah-azar, Khorahof Kushtain delndife'n.—
Dydyam in Sierra Leone enz.
A f b e e l d i n g e n . Tab. XV. 3.
V e r s c h i j n s e l e n .
Gewoonlijk, doch niet altijd, begint de uitbotting van
dezen ziektevorm, weeken en maanden lang te voren,
met voor a fga ande verschijnselen. Treurigheid^
n . 9ESLACHT. ELEPHANTIASIS. 435
a f m a l t i n g , groote neiging tot siaap, een gevoel van
d o o f h e i d , van groote zwaarte, van mierenkruipen m de
ledernsten, buitengewone vergeetachtigheid en zwakte
van den geesl zijn de veelvuldigste toevallen ; somwijlen
echter vervallen de lijders ook in wäre droefgeestigheid
of volkomene bloòhartigheid, verliezen alle gevoel in
enkele deelen, lijden aan kramppijnen en dgl. meer.
Niet zelden vertoonen zieh gastrische bezwaarnissen, en
n u en dan wordt het begin der eigenlljke ziekte, de
u i l b o 11 i n g van den uitslag aangekondigd en vergezeld
van vrij hevige aanvallen van koorts. Deze uitbotting
begint met het opkomen van kleine, deels ronde, deels
onregelmatiggevormde vlekken, die meestal het eerst in
het aangezigt, op de wangen, aan den neus en boven de
oogen, weldra echter ook aan de ledematen en met den
t i j d , dikwijls onder vernieuwde aanvallen van koorts en
met' opzwelling der nabijgelegene klieren, meer of min
over het geheele ligchaam te voorschijn komen, doch in
het gelaat en aan de ledematen steeds het talrijkste blijven.
De aangedane deelen zwellen daarbij n a eens ligt
e l i j k , dan weder tot eenen aanmerkelijken omvang op ;
d e vlekken zijn aanvankelijk bruinacht i g rood of blaauwa
c h t i g , doch worden, doorgaans reeds vroeg, aardkleur
i g , bruinachtig, bronskleurig en nemen, in het begin
niet grooter dan linzen en stuivers zijnde, vrij snel aan
omvang toe; zij loopen menigmaal in elkander en geven
aan geheele ligchaamsdeelen, b. v. aan het aangezigt,
een' wankleurigen, donkeren tint. Somwijlen verwekken
zij eene hevige jeuking en zijn, voor de aanraking, zeer
gevoelig, menigvuldiger echter zijn zij pi jnloos, en dikwijls
is hare gevoeligheid geringer dan die der normale
h u i d p l a a t s e n . Weldra ontkiemen in deze vlekken lepreuse
huidtuberkels, die in den aanvang slechts zoo
groot als gerstenkorrels zijn, doch langzamerhand tot
den omvang van linzen , erwten en daarboven toenemen.
Zij dragen de kleur der vlekken of zijn slechts ietsdon-
28*
m