
%
3 4 4 II. K1. VIJFTIENDE FAMILIE. SCROPHÜLOSES.
rlngskoorts, bij welke zieh Yroegtijclig longtering voegt.
Bovendien kan liet lijden, nu eens vroeger dan weder
later , in de Iweede soox't overgaan, en alsdan volgt er allijd
torpide, putride koorts, zooals ik haar blj dezelve
beschrijvea zal.
2. Soort. Maliasmus malignus.
De kwaadaardige worniziekle en kwade droes.
S y n o n y m e n . Morve algue en Farcin aigu Ray.
A f b e e l d i n g e n . Tab. Xl i l . 11.
V e r s c h i j n s e l e n .
Deze menigvuldiger vooi'komende ziektevorm neemt
nieestal eenen aanvang, zonder dat men eene bepaalde
plaats kan aantoonen, op welke de smetstoi is aangebragt,
en derlialve wordt hij ook zeldzamer van dermatitis
Tenenata voorafgegaan ; nogtans bestaan er ook gevallen ,
in welke hij, even als de vorige soort, begint en zieh uit
deze ontwikkelt. Doorgaans vangt de aandoening aan
en wordt ook, in haar geheel, veel korter beloop, vergezeld
van koortsachtige verschijnselen, huivering, hitte,
nelleil, vollen pols, gastrische verschijnselen en veelhevigere,
scheurende pijnen cioor het geheele ligchaam,
dan bij de eerste soort. Reeds weinige dagen nadat zieh
deze toevallen hebben vertoond , verschijnen de eigenaai'dige
wormbuilen in het onderhuidscelweefsel, welke
zieh, even als die der vorige soort, verhouden, doch
slechts veel talrijker zijn en zieh tevens aan de verschillendste
ligchaamsdeelen voordoen. Zij ontstaan bij voorkeur
aan deschouders, op de armen, den rüg, aan de
dijen, gaan spoedig in verettering over, en dikwijls is,
reeds na verloop van eene week , het ligchaam met talrijke
zweren hedekt, in welker omtrek de watervaten,
X. GESLACHT. MALIASMOS. 345
aderen en klieren opgezwollen zijn. Nemen de slijmvliezen
ook mede aandeel, hetgeen hier veel menigvuldiger
dan bij maliasmus simplex plaats heeft, zoo ontstaan
de eerste kenteekenen van den kwaden droes, nu en dan
reeds op het einde van den tot den menigvuldiger
echter op den tot den 14''''" dag der ziekte. De
neus wordt verstopt, zijn wortei pijnlijk, en uit beide
de neusgaten begint eene witachtig gele, met bloedstrepen
vermengde, kwalijk riekende stof te vloeijen, die
nu eens slechts spaarzaam, dan weder rijkelijk is en de
bovenlip doet ontvellen. Vroegtijdig verschijnen_ er
zweren op het slijmvlies van den neus, en dikwijls voegen
zieh hierbij bezwaarnissen in de slikking, verzwering
der keelholte, heesche stem, pijn en beklemming op
de borst, hoesten met uitwei'ping eener etterachtige
stof, en zelfs heeft men waargenomen, dat het bindvhes
van het oog eene witgeelachtige vloeistof afzonderde
en verzweerde. Voor het overige ontbreekt ook bij dezen
ziektevorm de aandoening der slijmvliezen even menigvuldig,
als zij aanwezig kan zijn. Aanhoudend daarentegen
komt, meestal omstreeks den 10''''° dag, bij
maliasmus malignus de vermelde puistachtige uitslag te
voorschijn, hetwelk echter niet op eens geschiedt, maar
nu. eens langzamer, dan weder rijkelijker en van lieverlede
toeneemt. De puisten zijn van verschillende
grootte, hard en niet ingedrukt; hare bleekrood gekleurde
areolae zijn somwijlen eenigzins verheven,
vleeschachtig, haar inhoud dik, brijachtig, en zij verdroogen
vroegtijdig tot gele. stevig vastzittende korsten.
ïegelijk met dezelve echter, of körten tijd daarna, ontstaan
er groote, met eene blaauw- of zwartachtige vloeistof
gevulde blazen, zwellen enkele deelen van het aangezigt,
de teeldeelen enz. op, vormen zieh hier en daar
donkerroode, blaauwachtige of zwarte vlekken, worden
de wormgezwellen week, wankleurig, pijnloos, en
overal neemt de versterving eenen aaimng, die, uieer