
2 1 6 II. KL. DERTIENDE FAMILIE. ARTHRAGROSES. I. GKSLACHT. ARTHROPHLTSIS. 217
2. SooTt. Arthrophlysis cardiaca.
De jichtuitslag met aandoeningen van het hart.
S y n o n y m e n . Miliaria arthritica, habitualis, chronica.
— Der Gichtfriesel.
V e r s c h i j n s e l o n en waarnemingen.
Deze gevaarlijke ziektevorm komt slechts bij personen
voor, bij welke de jicht zieh naar het hart heeft verplaatst,
en ik heb haar eenmaal bij eene vrouw van 45
j a r e n , bij welke de oorspronkelijke jicht zieh naar het
hart verplaatst had en de lijkopening Endocarditis aanduide,
en eenmaal bij eene 75 jarige dame, die sedert
vei'scheidene jaren aan atonische jicht en vei-beeningen
\an de klapvliezen van het hart leed, waargenomen. De
reeds vroeger aanwezige verschijnselen van aandoeningen
van het hart, Stegen eensklaps tot hevige hartkloppingen,
de pols vverd klein, onregelmatig en menigvuldig,
de ademhaling beklemd, en, onder een zuur riekend
zweet, kwamen, het eerst op de borst vervolgens echter
ook aan de bovenste ledematen, voornamelijk in den
oratrek der gewrichten talrijke, heldere, puntige blaasjes
met roode areolae en cenen zuur riekenden inhoud te
voorschijn. Zij jeuken hevig en blijven eeneü onbepaalden
tijd , 7, 10, 14 dagen, staan. Met hunne uitbotting
verminderen de verschijnselen der borst, en zij
verdwijnen even als bij [de 'eerste soort. Doch na verloop
van eenen korteren of längeren tijd keeren alle verschijnselen
en dezelfde uitbotting weder terug. De
ziekte verloopt met aanvallen. Bij mijne eerste zieke
duurden de tusschenruimten aanvankelijk 4 tot 5 weken,
later naauwelijks 14 dagen, en zij stierf gediirende den
vijiden aanval; de andere lijderes werd de eerste maal
in de lente van het jaar 1834, de tweede maal in den
herfst van hetzelfde jaar aangedaan en stierf in Maart
van het jaar 1835 onder den derden aanval.
E r k e n n i n g .
De enkele aanval van dezen ziektevorm heeft groote
overeenkomst met het roodvonk, doch de jichtaardige
aandoening van het hart, het hevige jeuken van den
uitslag, zijne voorkeur voor de gewrichten, z.jne mmdere
uitgebreidheid over het ligchaam, en vooral de zieh
steeds vernieuwende aanvallen scheiden beide ziektevormen
van elkander.
0 o r z a k en.
Ingevolge de beide vermelde gevallen verschijnt de
aandoening zoowel bij acute verplaatsing van j icht naar
het hart als bij atonische j icht , welke het centraalorgaan
van den bloedsomloop in haar bereik heeft. Ik zag
haar slechts bij vrouwen.
B e l o o p en Uitgang.
De enkele aanvallen verloopen acuut, doch de ziekte
in haar geheel chronisch. Mijne eerste zieke stierf nagenoeg
6 maanden, mijne tweede een jaar na den eersten
aanval. Bij gene volgde de dood, door het plotselijk
verdwijnen van den uitslag, door verstikkiiig, en behalve
de veranderingen in het hart ontstond er eene rijkelijke
uitstorting van water in de zakken van het borstvlies;
bij de andere zieke daarentegen vormde zieh de
uitbotting bij den laatsten aanval slechts onvolledig,
verdween en kee.rde terug, zonder zieh door de daaraan
beantwoordende middelen te laten beperken, de bezwaarnissen
der borst, de angst namen steeds meer toe,
er ontstonden onmagten en in eene derzelve volgde de
dood. De klapvliezen van het hart waren sterk verbeend
en het hartezakje bevatte eene aanmerkelijke hoeveelheid
helder water.
V o o r z e g g i n g .
De voorzegging is, zooals uit de medegedeelde gevallen
duidelijk blijkt, steeds ongunstig, en dit des te
meer, hoe spoediger de aanvallen op elkander volgen.