II. tekend, waar onder de eerfte niet tot de Boo-
men behoort j deshalve ik begin met
H oofd*
stu k . Koraalboom, die driebladig is zonder Door-
Erythrina nen > den $tam Boomachtig en gedoomd
Coraiio- hebbende.
dendrumfielala
Boom, j3e bynaam is van den beroemden T our -
n e f o r t afkomftig , die een Geflagt gemaakt
heeft van deezen naam, welke zo veel als Koraalboom
betekent, wegens de Kleur van de
Bloemen, die zo vuurig rood zyn, dat de Oo-
gen op dezelven fchemeren. Hier van is. de
Geflagtnaam , Erythrina,. afgeleid. Men heeft
een West- en Oostindifche van deeze Soort.
De eerfte voert, by B r o w n é , den naam van
Boomachtige gedoomde en niet gedoomde ,
welke driebladig is met Ruitswyze Bladen,
wordende de Amerikaanfehe Koraalboom by Com-
m e l y n getyteld. De Oostindifche, hier van
weinig verfchillende , voert in de Malabaarfe
Kruidhof den naam van Mouricou, in ’t Ne*
derduitfch Slackhout, Washout en Olyphants-
Boomt
( z ) Eryth r ina Foliis ternatis inermi!)us , Caule Arboreo
aculeato. Syst. N a t . XII. Tom. II. Gen. 8 s s - P - 473- f& g ,
XIII- p. 5 35. Hort. Cliff. 3S4. H e r t. Ups. 207. Flo r . Z ey l,
2 , 7 5 . Royen Lugdbat. 373- F.rythrina arborea &c. BROWN,
J am . 288. Siiiqua fylveftris fpinofa. €. B. P in . 402. Coial
Arbor Americana. Comm. Hort. Amfl. I. p. 211. T. 108.
Mouricou. Ho rt. M a l. VI. p. i j . T. 7. Gelala Littorea.
RUMPH. Amb. II. p. 230. T. 76. BURM. Fl. bid. p. 1:4.
Boom heetendc, volgens dien zelfden Autheur. II.
By R u m p h i u s komt dezelve voor , onder
den naam van Gelala - Boom , en wel in ’t by- Hoofd-
zonder van Strand- Gelala - Boom; alzo ’er meerSTÜK*
Soorten van zyn , en wordt aldus befchreeven. he^ aa^
In grootte, en dikte van Stam, gelykt deeze
veel naar een Eik , doch de Stam is zo hoog
niet , verdeelende zig , laager by den Grond,
in zwaare Takken , die wel een effene Schors
hebben, doch overal met dikke fty ve Doorens
bezet zyn , zo dat menze niet beklimmen kan.
De Bladen gelyken naar die der Turkfche Boo-
nen, ftaande drie op een Steel; maar zyn groo-
ter en gladder.' De Bloemen komen veel by
elkander voort, aan een lange Tros, en zyn van
eene zeer ongeregelde gedaante, hoewel menze
tot de Vlinderachtigen betrekt. De drie onder,
fte Blaadjes zyn zeer klein, in een Trechterswy-
ze Kelk vervat ; maar het bovenfte is lang en
groot., hebbende de figuur van een omgekeerd
Schuitje, omvattende in ’t eerst de Meeldraadjes
, tien in getal,; doch ongelyk van langte. De
geheele Bloem is ongevaar een Pink lang, en
Vuurig rood van Kleur, bedekkende, wanneer
zy afvallen , den Grond als met rood Scharlaken
, en haare fchittering is zo g ro o t, dat de
gemeene Man de fchaarsheid van Vifch, in de
bloeityd van deezen Boom, daar aan toefchryft.
Immers, hy groeit op de Stranden van alle de
Oostindifche Eilanden , hoewel men hem, op
fommigea, ook binnenflands aantreft. Omtrent
den
11. deei.» iii» Sfuis.