II.
ÄFDEEL
XIX.
H oofdstuk.
' Laait
Seri.
VI.
Belulä
pumila.
Kleine
Berk.
270 E e NHUIZICJ È B o o m e n .
van Ryprys, dat is Boompje der Witte Patry*
‘ zen, aan; doch de Laplanders, in’t algemeen;
noemen dit Gewas Skirre of Skerre , terwyl
het, in Wester - Bothnie, Klingrys heet. De
Smalanders tytelen het Vrydags- Berk, een by-
geloovige benaaming, daar van afkomftig, dat
het Gemeen zig allerzottelykst verbeeldt ^ dat
de Roeden , waar mede onze Zaligmaaker ge-
geesfeld is , van zulk Berken - Rys zouden gemaakt
zyn ; voegende nog daar b y , dat om die
reden op deeze Soort van Berk een Vloek legt,
van altoos by den Grond te moeten kruipen.
Immers, noch deeze 3 noch eenige andere Soort
vaü Berkeboom , heeft o o it, zo veel bekend
is , in het Heilig Land gegroeid. Niet minder
ongerymd noemen het de Finlanders TVanha
Coiwu o f Oude Berk , zig verbeeldende y dat
het uit de Wortels van afgeleefde en verdorde
Berken voortkomen zoude 1 want het yerfchil
der Bladen is te groot*
(6) Berkeboom met Spatelvormige gekarteh
de Bladen.
Van deeze, volgens K a l m in Noord - Amerika
voorkomende, wordt een byzondere SoorÉ
gemaakt, wegens de verfchillende figuur der
Bla-
(6 ) Bttüld Foliis obovatis «enatis. Syst. Nat. Vtg. XIIL
Mant; 114. Bctula nana. KALM. It. II. p. z(}.
M o Üt O ï K I A» 27 ï
Bladen, die aan ’t end rond en breed zyn , en II.
dieper ingefnceden , van onderen eenigermaate xnrfL*
Wollig. Ook verfchillen de Wyfjes Katten in Hoofd-
’ t aanzien, doordien zy uit rimpelige Schubben STUK*
beftaan. Voor ’t overige gelykt hy zeer naar de
Laplandfche Laage Berk.
(7 ) Berkeboom met takkige Bloem- enVrugt- v il
fieeltjes. Elzeboom.'
Oöze Ridder Betrekt hier, tot hetGeflagt der
Berken, een Boom, die men ’er by alle andere
Aütheuren van afgezonderd vindt, onder den naam
van Alnus , dat is Elzeboom o f Els. De Heer
H a l l e «, oordeelt z e lf s , dat men ’e r , ge-
voeglyk , drie Soorten van kan onderfcheiden ,
gelyk T o u r n e f o r t daar van agt Verfchei-
denhèden voorgefleld heeft. Van de gedagte
Soorten is de eerfte de Rondbladige Lymerigc
groene van B a ü h i k ü s , o f de gewoone E ls ,
op Waterige plaatfen groei jende , een middel-
maatige Boom , dikwils Knoeüig, zelden regt
van Stam, hebbende de Bladen geheel rond ,
; zon-
(7) Betula Pedunculis ramofis. Syst. Nat. XII. Heg. XIII.
Ainus. Fl. Lapp. 34°. Fl. Suec. 775 : 861. Hort. Cliff. 441.
Roïen Lugdbat. 8j. Gmel. Sib. 171. <*, Alnus rotundifo-
liaglutinofa viridis. C. B. Pin. 428. Alnus Cam. Epit. 68.
L oes. Prusf. Tab. 10.' f. i. ß ' Alnus folio incano. C.
B. Pin. 418. Tournf. Inß. 587. Dod. Pempt. Sjp. GOTtSU
FL Belg. z69.