II, zonder Punt, van boven donkergroen en kleve«
A fdeel, rig in ’t aantasten , met evenwydig loopende
H o o f d - Ribben, taamelyk diep getand; de tweede Soort
stok. is de Ruige, gryze Els van B a d h i n d s , wel-
Eizdoom. kg (je Bladen in een punt uitloopende , met
grooter infnydingen heeft, van boven met eeni-
ge Haairtjes yl bezet , van onderen digt begroeid
met eehe gryze Wolligheid * Zekere
ruige Sponsjes , in de hoeken der Zydribben
met de middelrib , voorkomende in de gemeen
ne Els , hebben hier geen plaats. De derde
Soort is de Kleine of Berg - Els van veele
Authcuren , die de Bladen gefpitst en effen o f
glad heeft , niet Lymerig noch ruig; hoewel
de Toppen en Katten, in ’t Voorjaar, ongo
meen kleverig zyn. In figuur komen de Bladen
van deeze nagenoeg overeen met die van
de Tweede Soort. De hoogte van het Gewas
is maar drie Voeten o f wat meer : doch dit
kan uit de Groeyplaats ontftaan. De Els met
langwerpige groene Bladen van B a u h i n u s ,
waar van P o n t e d e r a Verfcheidenhe-
den maakt ■, met een witte en bleeke Schors ,
^ zou , volgens het oordeel van den Heer H a l -
l e r , tot de Tweede betrokken kunnen worden,
welke, volgens onzen Ridder, eene Verfchei-
denheid is van de gewoone Elzen.
Sommige Autheuren hebben de Katten van
deezen Boom , dat te verwonderen i s , met
deszelfs Vrugten verward. By T o uRNEFORT
vindt menze zeer naauwkeurig in Afbeelding
gegebragt
en onderfcheiden. Zie hier hoe de n»
groote B o e r h a a v e de Vrugtmaakende dee*
len der Elzen befchryft. „ De MannelykeHoorD-
„ Bloem, beftaande uit vier Meeldraadjes, je-STÜK*
3f der uit een hoek van den m vieren geineeden
„ Kelk voortkomende , en by troppen aan een
, , lang Spilletje gegroeid, gelykt naar een Kat-
s, te-Staart, uit een gefchubde Kelk, die naar
„ een Knop gelykt , voortgekomen. Aan een
„ dergelyken Spil , op een andere plaats uit
,, een Knop of gefchubde Kelk gefprooten ,
„ zitten over de geheele langte famengedrukte
„ Blaasjes , die met twee lange , roode, ge-
„ hoornde Buizen voorzien zyn , en onder de
„ Schubben verborgen , met één Zaadkorrel
„ bevrugt. Dus wordt het een gefchubde Vrugt,
„ die platachtige Zaaden onder de Schubben
„ verbergt.”
Dat de Bloemfteekjes ,• waar de Katten aan
hangen * die in de Berken enkeld zyn, zo wel
als de Vrugtfteeltjes , in de Elzen getakt voorkomen
, maakt by onzen Ridder de Soortelyke
onderfcheiding: terwyl de tweede en derde Soort
van dit Geflagt, zyns oordeels, genoegzaam aan-
toonen , dat de Natuur geen Kenmerken van
Gefiagts-onderfcheiding tusfehen de Elzen en
Berken geopperd heeft.
Door geheel Europa j van Lapland tot in
Spanje, komt dit Geboomte voor: hoewel men
de Gryze E ls, met ruige Bladen, meest op de
Gebergten o f drooge Landenj de gladde,groe-
S n e 5
? tvonu I I I . STOK.