II.
A fd e e l .
XXL
Hoofdstu
k.
Lymbom.
III.
Clufia
jteva.
Geele.
ook in v y f o f zes holligheden verdeeld, bevattende
, in een week M e rg , veele langwerpige, gladde
Zaaden, hoogrood en dus met de Clufia van
P l u m i e r , die eene hoogroode Vrugt heeft,
overeenkom ftig. Naar die Zaaden zyn verfchei-
derley Vogeltjes zeer gretig, en weeten dezel-
v en , met den Bek, te haaien uit de Sterswys’
gaapende Zaadhuisjes , middelerwyl op hunne
Wieken flodderende in de L u g t , even als de
Kolibrietjes op den Honig der Bloemen aazen.
D e opgezetenen des Eilands noemen deezen
Boom Aralie. Hy wordt ook wel dertig
Voeten h o o g , met eenen Stam van een Voet
dik, en eene zeer uitgebreide Kroon , niette-
genftaande hy mede als een Bygewas op andere
Boomen groeit. Van een' Takje met Blad en
Vrugt is hier de Afbeelding in Fig. 1 , op Plaat
X V I I . medegedeeld.
(3) Lymboom met ongeaderde Bladen en vier-
bladige Bloemen.
Deeze derde Soort kwam gedagten Heer op
Jamaika, aan den voet der Bergen, voor. Zyn
Ed. fpreekt ’er dus van. „ Het is een Boom
„ de voorgaanden zeer gelyk , [ook] aan Rot-
„ fen en Boomen als een Bygewas groeijen-i
,, de,
13) Clufia Foliis avsniis, CoroIHs tetrapetalis. Taccj_ Amtr.
34' Hift. 272. T. 167. Clufia Arborea Foliis crasfis nitiifii
obovato - fubrotundis, Floribus folitatiis. Brown. Jam. 23 6.
Tetebinthus Fol. fingulari nonalato, Fr. fotundo fucculcnto &c.
SLOAN. Jam. 167. Hifi. 1. p, su Xj 200, f> |( Derj r. f j.
„ d e , en vol van een Lymerig witachtig Sap.
De Bloemen, die [ook] Reukeloos zyn, heb XXI
;; ben de Bladen geel. Onder 't reizen had i M » ,
t, veele Bloemen en Vrugten, van den zelfden L^ m
„ Boom geplukt, ter onderzoeking mede geno-
„ men, enbevondt, dat de Vrugten geenszins
, , overeenkwamen met de Vrugtbeginzels, in e
, , Bloemen vervat ; zo dat dezelven moeften
voortgekomen zyn van önderfcheidene vrugt-
baare W y fje s - o f tweefiagtige Bloemen ,
„ die ik vervolgens géén gelegenheid had te
]] onderzoeken. D e e zen, nu, fchynt B rown e
„ befchreeven te hebben , by wien men de
l , Kenmerken kan nazien. S l o a n e heeft voor
” de Vrugt een nog niet geopende Bloem afge-
,, beeld en befchreeven ; weshalve hy , het
, , Vrugtbeginzel in de uitgedroogde Bloem mis-
fchién voor Zaad gehouden hebbende , de
3’ Vrugt eenzaadig C vionópyrenum) genoemd
v heeft. De Stempels in de groenachtige Vrug-
ten geleeken flegts naar groote uitpuilende
„ bruinéStippen.”
De beroemde S l o a n e hadt deeze Soort ge-^ Baifcm.
noemd Terbenthyhboom met enkelde , niet ge- ppe yes'
wiekte, ronde Sappige Bladen, en vierbladige
bleekgeele Bloemen , in ’t gemeen de Balfem*
bom getyteld wordende. D e Vrugt, merkt hy
aan, w^s een Kogelronde B e z ie , groen o f roodachtig
van Kleur , van grootte als de tip van
eens Mcnfchen Duim. D ie van de tweede
Soort mo e t, volgens de Aftekening van den
O o 3 Heer