IT, ( i ) Schoonhield - Boom, met ovacile Blcideti*
A fdeel.
xoi. p e bynaam is de benaaming , welke de
S - u ïD' Hoogleeraar J .Bu rma n n u s aan deezeSoort,
X. op Ceylon groei jende , wegens de fraaye ftruc-
tuur der Bladen , die zig als een Spier in de
pbyiium. Ontleedkunde vertoonen , gegeven hadt. Van
LoomSOX~ deeze fehoonheid .der Bladen is ook de Ge-
■ flagtnaam afgeleid. Onder de Kaneelboomen ,
op dat Eiland, komt dezelve veel voor, hebbende
Sneeuwwitte Bloemen, uit agt Blaadjes
famengefteld , klein en Troswyze famenge-
voegd , doch zeer welriekende. De Vrugten
zyn rond en eetbaar , van grootte als de \\al-
nooten , onder een Vleezigen Bolfter en Heutigen
Dop een bittere Pit bevattende-, die een
geel Olieachtig Sap uitgeeft.
Hier toe behoort de Zee - BintangorBoom
van R u m p h i u s , ongemeen groot en dik
van Stam. doch byna altoos op zyde leggende
aan het Strand , even o f hy met zyne Kruin
in Zee kwam kyken. De Schors is byfter
rujjw en leelyk, byna als eene Krokodils - Rug,
maar de Bladen , in tegendeel, zyn zeer fchoon,
door de gedagte Streepjes, die fchuins van de
midf
i ) Calophytlum Foliis ovalibus. Syst. Nat. XII. Tom. II.
Gen 658. p- i63. Fl. Zeyl. 201. Arbor Indica Mali Medio*
amplioribus foliis. PLUK. Mm. 41. T. 147. f. 3- Bintangor
maritima. Rum PH. Amb. II. p, 211. T..71. Tónna f. Panna,
maram. Hort. Mal. IV. p, 7?• T. 38. H>ß,
BURME. FU Hd, i j«,
middelrib afloopen, gemeenlyk agt Duimen .
lang en vier of v y f Vingeren breed, geelachtig ™ L'
groen, glad en ftyf als Parkement. Zy ftaanHoofd-
by paaren in ’t kruis aan de Takken. D e STUK*
Bloemen , uit negen o f tien witte Blaadjes
famengefteld , bevatten een menigte van kleine
Meeldraadjes,' met geele Knopjes en in ’t
midden een rond Vrugtbegmzel. De Reuk is
zeer aangenaam, als die van witte Leliën. De
Vrugten hebben de gedaante en grootte van
een Snaphaans K o g e l, zynde zeer glad en effen
, aan den Boom Spaanfch groen , doch afgevallen
geel wordende, en dan komt uit den
gebarften Bolfter een regt rond en glad Bolletje
te voorfchyn , dat in een vooze Dop een
zeer Olieachtige Pit bevat , daar men de Olie
uit kan perfen, die geel van Kleur is , en wat
fcherp fchynt te zyn , dewyl menze uitwendig
gebruikt, om allerley Schurft en Ruidigheid
van het Vel weg te neemen. P o k wordt zy tot
branden gebezigd. Deeze Vrugten noemt men,
deswegen , Geele - Gom - Appelen. Bovendien
bevat de geheéle Boom een dergelyk Sap, ’t
welk zig in de Bladen en Schors als een geelachtige
Gom vertoont. Het Hout, ook daar
van doordrongen , is ongemeen duurzaam,
doch grofdraadig en daar door dienftig tot
Wielen, en Affuiten voor zwaar Gefchut; alzo
het niet fplyt door het inflaan van Nagelen ,
‘ ja het wil naauwlyks in de langte gekloofd
worden. Niettemin laat het zig ook, met
B 4 zwaa-
II. Beek, u i . Stuk.
»