II. tusfchen zat een ongedeelde Wyfjes-Bloem*
Afdeel. (jje agtbladig was, -het Vrugtbeginzel bevatten-
Hoofd- de, met eenige Honig-Kliertjes bezet, hebben,
stuk. de een dikken Styl, met een Trechterachtigen
Stempel, De deelen der Voortteeling waren
derhalve , in deeze Soort, zeer byzonder en
blykbaar, De Vrugt befchryft hy naauwkeurig»
als eene drooge, Ëyronde, ftompe Pruim, met
agt Groeien en een ingedrukte Stip, zittende in
*t midden van de Kelk. Deeze Vrugt hadt een
Sappig Vleefch $ en een klein open Mondje ,
waar in zig vertoonde qen platachtig ronde Noot,
met een enkele P i t , van de zelfde figuur: daar
de Ingezetenen den naam van Myrobolan aan
gaven.'
Op Ceylon valt ook dit Gewas, zynde in
de Beaumontfehe Tuin genaamd Ceylonfche
jVbot , met genaveldè Bladen, Ook wordt de
Balantine dér Philippynfche Eilanden , van P e-
t r v e r , daar toe betrokken. Men vindt, by
R üMp h i u s , de afbeelding van den zoge-
naamden Konings - Boom , dien men ook Mie,
ren-Hout noemt, om dat ’er het Ongediert zo
geweldig in neftelt; Deeze Boom fchynt met
den Amerikaanfchen, zo even gemeld, te ftroo-
ken. Het is een taamelyk groote Boom , doch
die den Stam en Takken altemaal hol h e e ft,
en, zo ’er eenigen afgekapt worden, dan ko,
men de groote zwarte Mieren met geweld daar
uit loopen , vallende op de omftanders aan als
Turken, en hun geweldig bytende, Zelfs is da
- Grond,
ïvl o S o I K I A. 247
Grond , . rondom den' Stam , met veelen van A II* tbpïï 2
deeze Diertjes bezet, die den voorbyganger niet XIX *
ongemoeid laaten. Ondertusfchen zou men daar Hoofd*
heen zyn weg rigten, alzo aldaar geen Kreupel-STüK*
bofch en weinig Ruigte groeit; ’t welk de reden
is , dat men ’er den naam van Konings-Boom
aan geeft (*). De Bloefem, echter, zou naar
dien van de Jatropha gelyken en de Vrugten,
aan lange Steelen groeijende , zyn kleiner dan
Krieken , bevattènde ieder drie o f vier Korrels
als Hennipzaad, van binnen meest hol. Dit
heeft weinig overeenkomst met de gedagte
Vrugt.
( 2) Hernandïa met Eyronde , aan ’t ^e^ nHcr^ ndja
gejleelde Bladen. Ovigcra.
Eijeiboonn»
De Eijerdraagende Boom van R ü Mphiu s
wordt als eene tweede Soort van dit Geflagt
voorgefteld , niettêgenftaande die Autheur verzekert
, dat daar van Mannetjes- en Wyfjes-
Boomen zyn. Zy hebben de gefialte en grootte
van den Wilden Jambos - Boom; de Bladen
zyn
(*) Noopens het groot vermogen en de fchadelykheid
deezet Mieren behoeft men flegts de eigenlchappen der Bofch-
■ Mieren in Afrika en Amerika, bladz. 353 , enz, van ’t I.
Deels XII. Stuk, deezet Natuurlyfe Hi/ierie, in te zien.
(a) Hernxndia Foliis ovatis, bafi petiolatis. Syst. N*t.
XII. Veg. XIII. Arbor Ovigera.- RUüPH. *imb. III. p. ip$,
T. U3» Burm. Fl. Ind. 2$s»
Q 4