It.
'Afdeel.
XIII.
Hoofdstuk.
Kaneel-
'Afpel.
9 0 VEELMANNIGE BeOMEN.
,, ten hoog. Het witachtige Hout is met een
, , bruinachtige Schors bekleed. De Boom maakt
, , een fraaije maar niet zeer digte Kroon. De
„ Bladen zyn langwerpig, fpits, effenrandig,
„ glad , door menigvuldige Adertjes gegolfd,
3, vuil en uit den geelen groenachtig van Kleur,
, , ruikende, vier of v y f Duimen lang, kort ge-
, , fteeld. Uit de Takjes, inzonderheid die niet
„ van de jongden zyn , ja ook uit den Stam
5, z e lf, daar die zigin Takken verdeelt, komen
, , enkelde Steeltjes’ , iéder met ééne Bloem ,
, , voort. De Bloemen zyn Lederachtig, uit
„ den groenen geel, zwaar van Reuk, en zes-
„ bladig, niet driebladig, ' gelyk B r o w n e ge»
, , meend h e e ft, komende in Kenmerken en
,, grootte volmaakt met die der volgende Soort
, , overeen. De Vrugten zyn, niet alléén by
„ de Inlanders , maar ook by de meefte Euro*
, , peaanen , in gróote agting. Zy zyn Eyvor-
, , mig rond , van verfchillende grootte , ge-
„ meenlyk als eens Mans Vuist. De Bast,
, , blaauwachtig groen en met Daauw bedekt, is
„ zeer broofch, en overal bezet met groote ,
„ dikke , ftompe , ongelyke Tepels , die als
„ Schubben over elkander heen leggen. In de
rype Vrugt fcheiden dezelven ligt van mal-
„ kander, en niet zelden blyft ’er een gedeel-
„ te van de Vleezige Pieramiede, onder ’t af.
„ haaien, aan zitten , waar toe zy behooren ;
, , doch men kan deeze Schubben, wegens haa-
„ ren zeer onaangenaamen Terpenthyn • Smaak,
niet
„jet mede op-eeten. Het Vleefch, dat wit II.
” en week is , heeft eenen byzonder aangenaa- F°IjIEL’
S- men, Kruidigen , Wynachtig zoeten, Reuk Hoofd-
39 en Smaak. Men plukt en eet deeze VrugtenSTÜK*
op den zelfden tyd van ’t Jaar als de Z u u rza k -^ ;,
, ken , en op even de zelfde manier. De
Zaaden zyn zwart, men telt ’er omtrent veer-
„ tig in ieder Vrugt. Als de Boom verplant
„ wordt, laat hy zyn Bladen vallen, en geeft
, , dan dikwils weder rype Vrugten, voor het
„ uitkomen van de nieuwe Bladen. Ik heb
„ van deeze ook verfcheidene, reeds Vrugt-
„ draagende , van Martenique overgezonden ,
„ die in de Keizerlyke Tuinen tot nog toe wel
,, tieren en eenige maaien gebloeid, doch nooit
, Vrugt gegeven hebben.
,, De Bladen van deezen Boom, door kneu-
„ zing klein, en met Zout tot een Pap gemaakt
, , zynde, zouden tot rypmaaking van hardnek-
„ kige Gezwellen dienen, zo de Schryvers van
*„ den Malabaarfen Kruidhof verzekeren. In
„ dat Werk is ’t Gewas wat fober afgebeeld ,
zo wel als by S l o a n e , die de Vrugt alleen
regt goed heeft. R u m p h i u s vertoont een
, gedoomden Tak , hoedanigen ik nooit heb
, waargenomen. Zyne befchryving niettemin
t komt met deeze Soort volmaakt overeen. De
, , G u a n a b a nu s van E h r e t by T re w,
, Tab. 49, fchynt my toe de zelfde niet te zyn
met den onzen: want de Vrugten verfchillen
„ te veel in grootte en Kleur, de Bladen in fii
» guur.
II, Deel, III. Stok.