II. Timmerhouten. De Latynfche naam Lignunt
Afdeel. jgvg} Jqqj- dien Autheur gebruikt, fchynt, door
H oofd- een zonderlinge onoplettendheid, voor Lignum la*
stük. ve aangezien te zyn , en dus aanleiding te heb-
m n hm'ben gegeven tot den Geilagtnaam Glabraria ,
en mooglyk ook tot den bynaam tsrfa, die in
geenen deele toepasfelyk zyn. Deeze Boom ,
naamelyk, welke onder dehooge Woudboomcn
behoort, heeft een rosfe, dikke, droogé en als
vermolmde Schors, die zelfs, by RegénaChtig
Weer behandeld wordende, een Jéuking in de
Huid veroirzaakt; zynde dus regt het tegendeel
van glad. Het Hout, ook, is by zyne ligtheid
ongemeen grofdraadig , laaiende zig niet glad
maaken o f polyften, dan door geweldig fchuu-
ren; hoewel h e t, verfch zynde, glimt als Sa-
tyn. Wanneer men aan een Splintertje, o f
Draadje tre k t, komt ’er een geheele Groef in
het Hout. De Bladen, alleen, zyn van boven
glad; doch in hoe veele Boomen en Gewasfen
heeft dit geen plaats? In de grootften van deeze
Boomen, die men Halaur - Boomen in de Am-
bonfche Taal noemt, zyn de Bladen agt o f negen
Duimen lang en z e s , o f zeven Vingeren
breed; doch in de kleinere die men Steen - Ha,-
laur noemt, fomtyds langer en tevens fmaller,
de breedte omtrent een derde van de langte.
Deeze heeft het Hout wat fyner van draad ,
doch fcheurende ligt in de Zónnefchyn, dat het
eerfte niet doet. Beiden geeven z y , onder het
bewerken , eene flappe Kamfer • Reuk., inzonder*
derheid het eerfte. Zonderling is ’t , dat in dit Iï*
Hout geen Wormen komen, niettegenftaande^^fvii
het z ig , inzonderheid aan omgevallen Boomen, Hoorn*,
als vermolmd vertoont, geevende dan, by Re-STüK*
genaehtig Weer , een fterken Reuk als van
Moftert o f Peperwortel. De Indiaanen maaken
’er , wegens de gezegde hoedanigheden, dik-
wils hunne Praauwen o f Schuiten van, die in
zout Water ongemeen duurzaam zyn, en de
finalbladige ó f kleine Soort dient hun tot Sty-
ïen van de Hutten o f Wooningen in de Nege-
ryën. Anders heeft men ’er weinig gebruik
van«, om dat het Hout zeer moeielyk is tot
Planken te fatfoenecren, De Bloempjes, die
by Trosjes voortkomen, zyn klein t de Vrugten
als kleine Pruimen, bevattende een Steentje o f
P i t , die zig in twee deelen fcheidt, gelykde
Kern der Laurierbesfeo.
D o r i ö. Durioen • Boomt
De Kenmerken van dit nieuwe Geflagt 'zyfi,
behalve de algemeene van deeze Klasfe, ook
een vyfbladige Bloem, die klein is, ih een vyf-
deelige Bekerachtige Kelk, onder het Vragtbe-
ginzel, dat éen enkelen Styl heeft; maaken de
de Meeldraadjes v y f ryëh van zeven u it , eii
de Vrugt een Appel zynde met v y f Hollighe.
den.
ii- Dm* in, Sïiiti.