II. Schubswyze bezet met Blaadjes, dat het Ge-
AFxxEL* was ziS byna als Bladerloos vertoonde. De
H oofd* Besfen waren blaauwachtig, grooter dan Ge-
stük. neverbesfen , elk met vier Pitten o f Zaadkorrels.
juniperus (5) Geneverboom met drievoudige, naauwlyks
ondorfcheidelyke , op elkander leggende,
taaifche.* ftompe Bladen.
D it zou de Groote Ceder met Cypresfebladen
cn eene geelachtige V ru g t, van C . B a u h i -
n u s , 'en de Groote Geneverboom van C l ü *
s i üs zyn. Deeze Autheur onderfcheidt den-
zelven van den Savelboom door de ftompheid
der Bladen en door de purperachtige Kleur der
Besfen ( Colore phoeniceo'); ’t welkjvoor den Land-
aart fchynt te zyn genomen. R a y oordeelt,
dat deeze van den voorgaanden naauwlyks in
Soort verfchille. Hoe t z y 9 indien de Wierook
haare afkomst van een dergelyken Boom h e e ft,
dan zou het van deezen moeten z y n ; dewyl die
in de Oofterfche Landen groeit ( * ) .
De
O ) juniperus Folii* terró obliteratis imbricatis obtuft
Godan. Mensp. so9. Cedms Folio Cupresfi major Fmftu fla.’
vescente. C. B. Pin. +S7. Juniperus major. Clus. Ui* t d
38. BOERH. Jnd. alt. Hort. Lugibat. p. zo7. * R*
(* ) Onze Ridder geeft in zyne Materia M & a Anno
!745, deeze Soort of de voorgaande daar voor op, dóch ZOn
Ï Ü f T A & T k y <k m Spaan fche T m n ft r ^
D e oirlprong, ondertusfchen, van die Dro- H-
gerye , is , tot verwondering, nog gantfch od-h S S ?
zeker. L e m e r y z e g t , dat dezelve uit een x.r. *
Boompje met Maftikbooms Bladen vloe it, >tSTUK*
welk overvloedig groeijen zou in PaleHina’ e n w iS * .
Gelukkig Arabie, wordende het zuivere, dat
in Thraanen Rol t , Olibanurn o f Mannetjes;
het onzuivere , dat men in Klonten op den
Grond verzamelt, W y fje s - Wierook o f Thus
geheten. Van ’ t zelfde Boompje meent hy
dat de Reu k-B as t komt , Cortex Thymiamatis
genaamd , doch dan zou het de Rofa Mallos
moeten z y n , welke de vloeibaare Styrax uitgeeft
* , en dit kan geen plaats hebben vol- * Zl>
gens G e o f f r o y , die den Boom van dejfetb¥ ‘ D‘
Wierook, en derzelver afkomst, in ’t onzekere
laat. Zie hier wat H a s s e i q ü i s t , op zy-
nen Reistogt in de L evan t, dienaangaande waargenomen
heeft.
„ D e Olibanurn der Winkelen wordt in
„ beide de Arabiën ingezameld , en gebragt
„ naar Gidda , dat de Haven van Mekka is ,
„ v m 'waar menze , door de Roode Z e e , naar
„ Suez , een Haven van E g y p te , en verder
„ Jaarlyks in groote veelheid te Kairo brengt.
,, De Karavaanen van Mekka brengenze ook ,
„ over Land, aan. Dus overkomende, is z y
„ met zo veele Spaath- en Glimmerachtige Ve-
„ zeltjes vermengd , dat na het zuiveren flegts
s, van vyftig tot zeventig uit anderhalf hon*
5, derd Ponden overblyven. Het grootfte deel
M m 3 „ daay