11.
A fdeel.
XVII.
Hoofds
tu k .
Pompelmoes.
o f naakt loopende W y z en , dat is de Brach-
mannen, in Oostindie, niets tot Spyze gebruikten
dan eene dergelyke Vrugt. Men vindt hem,
inderdaad, in de Oofterfche Landen, en de Si-
neezenhebben een Boom, V°.ncugenaamd, naar
de Limoenboomen gelykende, welke een Vrugt
draagt van grootte als eens Menfchen Hoofd ,
met een Bast van Kleur als die der Oranje-Appelen,
en een Vleefch, naar niet volkomenrype
Druiven frnaakende , die aldaar, binnenshuis opgehangen
, een Jaar duurt, wordende het Sap
daar uitgedrukt tot Drank.
Op Ceylon , Java en elders in Oostindie ,
wordt deeze Boom in de Hoven aangekweekt,
en Pompelmoes geheten, volgens R u m p h i u s ,
die hem den bynaam van Decumamm geeft
wegens de grootte van de Vrugt, zeggende, dat
menze in ’t Maleitfch noemt Lemon Casfomba ,
dat is Roode Limoen van Vleezige Kleur, o f
ook wel Janiboa, naar het Portugeefch Samboa,
't welk eigen tlyk de Pompjïres o f Adams Appelen
in Spanje beduidt, doch die van de Pompelmoezen
aanmerkelyk verfchillen. Hy zegt
dat ’er vier Soorten van zyn: de eerfte heeft
Vrugten als gemeld is; de tweede draagtze wat
kleiner ; de derde niet grooter dan een Vuist ,
maar de vierde heeft zyne Vrugten van grootte
als de grootfte Pompoenen, groeijende by vier
o f v y f aan één Steel, en dus een ongemeen
groote Tros uitmaakende. De Schil is ruim
een Duim dik, bitter en Zwavelachtig : het
Vleefch
Vleefch wit, Sappiger en zoeter dan dat van de II.
gemeene Pompelmoezen, en bykans zonder Kor- AF”v^fL*
reis. In deeze Soort gebeurt het dik wils, datHooFD-
zig binnen den Appel éen klein PompelmoesjeSTUir*
bevindt, van grootte als een gefchilde Oranje-
Appel , en van het omleggende Vleefch door
een Wollig Vliesje afgefcheiden; weshalve men-
ze dan Bévrugte Pompelmoezen noemt. Meest
heeft dit in de genen die op Banda groeijen
plaats.
In de Westindiên zyn ook Pompelmoezen,
en M è r i a n geeft daar van,de Afbeelding ,
zeggende dat de Boomen ’er zo hoog als Appel-
boomen groeijen, hangende zo vol Vrugten, dat
de Takken dikwils gevaar loopen om daar door
te breeken. De Schil en hét Vleefch i s , gelyk
zy wel aanmerkt, harder dan in de Oranje - Ap.‘
pelen; het Vleefch minder zuur dan dat der Citroenen
, doch de Schil zeer bitter. Van de
tweederley Soorten , met wit en rood Vleefch,
die men in Oostindie heeft, maakt zy geen gewag
; doch meldt, dat men op deezen Boom
Rupfen vindt % met lange Haairen zo ftyf als
Yzerdraad , die in de gewoone groene Suri-
naamfe Pagies veranderen.
De Pompelmoes - Boomen willen in ons W e - ’
reldsdeel, zelfs in de Nederlanden , wanneer
menze in Bakken plant en in Oranjehuizen koe-
ftert , zeer wel voort ; doch het Vleefch der
Vrugten is bitter en heeft weinig Sap, trekkende
naar het roode. In de vaste Grond geplant,
en
II. Dm.# III. Stuk,