II. Twee Soorten komen in dit Geflagt voor #
A - - . als volgt.
H o o f d s
t u k . ( i ) Jukboom met de Schubben der Vrugt-
Carpinus Pl“U
B tlu lu s .
Oewoone Deez;e Soort bevat het Gewas, dat men in Haagbeuk.
Vrankryk gemeenlyk Charme noemt, mislonen
wegens de fchoonheid der Haagen, van hetzelve
gemaakt, weshalve het by ons den naatn
van Haag - Beuk heeft , met Fagus Sepium
overeenkomftig. De Hoogduitfche naam is Hanen
of Stein - Buchen. In de Bosfchen groei-
jende, daar het zeer gemeen is in alle deelen
van Europa , wordt het een redelyk groote
Boom, die dan den naam van Jukboom of Wiel-
loom voert, wegens het gebruik van zyn Hout.
Deswegen zou hy ook reeds van de Grieken
Zugia getyteld zyn , en voor een Soort van
Booghout o f Ahorn gehouden. De Italiaanen
heeten hem Carpino, de Franfchen Charme ;(*).
Het is de Ojtrys .van T i i e o p h r a s t u s , dien
fommigen Ojlrya noemen , en waar van P l i -
n i-
( i ) C a rp ims Squamis Strobilorum planis. Syst. N a t . XII.
Tom. II. Gen. 1073. p. 631. Hort. Cliff. 447. RoYEN
Lugdbat. 79. Flor. Suec. 786, 872. I t. Scan. 46, 71. DA-
i,IB. P a r is . 294. TOURNF. P a r is 409. In jl. 582. Dod. Pempt.
S41. Kruidb. ï j i j . Lob. Icon. II. p. 190.
Zeer veikeerdelyk wordt, in 't Franfche Woordenboek
van Ha lm a , het woord Charme met Booghout- of Ahoïm
boom , dat de Acer of Balterd-Platanus is , vertaald.
K'i o s zegt , „ dat het een naar de Esfchen Jr
„ gelykende Boom is , van Bast. en Takken ; Afdeel.
„ met Bladen als die der Peereboomen, dochH(g * D
,, een-weinig langer, dikker en rimpelig, met stuk™"
„ infnydingen die over ’t geheele Blad loopen,
„ en Zaad dat in figuur en Kleur naar Gerst
„ zweemt.” Anderen houden het voor een Soort
van Olm, ten minfte als naar denzelven ge-
ïykende. Sommigen meenen dat Oxya en OJirya
van eenerley betekenis waren , en verwarren
deeze dus met de Beuken. Ook is het zeker,
dat de een zo wel ais de ander tot Scheer-
Haageh, in de Tuinen, gebruikt worde, en
dan noemen de Franfchen hem Charmille. L o -
ê e l heeft deezen onzen Haagbeuk, waarfchyn-
lyk om dat hy eenigermaate naar den Berkebooni
gclyken zou , met den naam van Betulu's be-
ftempel-d.
De Jukboom heeft , als gezegd is , een taa^
melyke hoogte. De Stam is dik en regt, met
een witte Schors, geevende zwaare Takken uit;
die zig in ’t ronde uitbreiden , maakende een
lommerryke Kroon. De Takken veranderen ,
by ieder verdeeling , hunne Kreek. De Bladen
zyn ovaal gefpitst en gelyken veel naar die der
Ypeboomen , doch zyn op de kanten ftekelig
getand, en over ’t geheel niet alleen rimpelig;
piaar op ’t gevoel zeer ruuw, bly groen en dus
lichter van Kleur dan de Beuke - Bladen. Dit
geeft een aangenaame Verfcheidenheid in de
Z 2 Scheet«