M ö N 6 i k i Ai 4tJ
boekingen met het Mikroskoop, getragt óp te tf. .
helderen. M a l p i g h i u s vöndt ’er Sapvoe- Afdeel.'
rende Buisjes en Blaasjes in, benevens een me-Hoofd-
nigce van Lugtpypjes , gelyk gemeld is * j die stuk.
als Wanden hadden van Zilver. L e d é r m u ï> * „n * Dri
r, I* STUK,
L e r heeft deeze ftruauür tlog iiaaüwkeurigcrbi.
nagefpéord , zo- in dwarfe als overlangfe Sneed-
jes van Hout Van den Witten Denneboom (*}.
Deeze onderzoekingen, echter, op droog Hout
in ’t werk gefield, hoeWeldie van L e e u w e n h
o e k - overtreffende, gaven geen denkbeeld van
den loop der byzondere Vogten, noch ook niet
van de aangroeijing der Boomen, o f van der-
zelver vetfchil in deezen: ’t welk de Heer Doctor
H i l tJ onder anderen fraay verklaard heeft
door een menigte Afbeeldingen van dwarfe
Schyfjes en overlangfe fneêdjes Van deeze en
gene Houten, waar van ik hier, om het onder-
fcheid aan te toonen, op PI. X V I , eenigen
mededeel. In deeze allen wordt door a de
uitwendige Schors, door b de Bast, door c het
Spint, betekent: terwyl hét Hout door h en
het Hart o f Pit'van het Boomtakje door p is
aangeweezen ; digt - rondom hetwelke zig een
Ring bevindt, van de Jaarlykfe Hout - Ringen
onderfcheiden, welken zynEd. de Kroon noemt,
met k getekend. Deeze Kroon houdt hy voor
het
(*) Zie PI. .XL. en XLIII. in het Derde Deel van zyne
Mikxoik.»nfifshc Vtrmank.l^k(d(nt m ald**r yetklaatd, bladi.
6 t en 72.
II. DSELj III, StüK(