II. O f de figuur der Bladen genoegzaam zy tof
A g g - onderfcheiding deezer Soort van de voorgaan-
Hoofd- d e , zou men te meer mogen twyfelen, aange-
stue. zjen gedagte Hoogleeraar daar toe den Javaan-
fchen Bergboom met Laurierbladen van Klein-
hof betrekt. Het is de Hamdamanids van Cey-
lon, een Boom j die de Bladen overhóeks, ge«
Beeld , Hartvormig, ftompachtig, glad, geaderd
en ftomp gekarteld heeft. De Bloemfteel-
tjes komen uit de Oxelen voort, en maaken
Trosjes van Bloemen, die een vyfbladigen Kelk
en v y f kleine Bloemblaadjes hebben: de Meeldraadjes
talryk en lang : den Stempel in drieën
o f vieren verdeeld.
iv. (4) Grewia met langwerpig Eyronde Bladen
Mcllwl ' en gepluimde Bloemen.
Pluimbloe- >
ra,ee‘ Deeze behoudt den bynaam van het Geflagt,
dat zy te vooren met de voorgaande hadt uitge-
maakt, wanneer zy tevens den bynaam van Pa-
niculata, dat is Pluimbloemige, voerde. Micro-
cos zou zo veel betekenen als Kleine Kokos,
wordende dit Gewas Kdkerille op Malabar genoemd.
L i n NjÉus betrekt ’er toe, den Scha*
ge*
(4) Grewia Jfolas ovato * ©blongis, FlotJbuj paniculatis.
Syst. Nat. XII. /Sr. XIII. .Microcos panicnlats. Sp. Plant.
733. Fl. Zeyl. 207. Microcós Folixs alternis, oblojigis, acQ*
minatis. Burm. Th. Zeyl. is9. T. 74. Coinus Malabarica Sec.
Comm. Fl. Mal. 8d. ScHageri - Cocutn. Hert. Mal. I, J>*
lo j. T. s6. BURM. Fl. Ind. p. n u
■ géri - Cottaüi vah dat Land , welke Kornoelje- jf»
Boom van;Malabar , met een gepunt Blad en^ÊygJ*
een Steen die met Wolligheid begroeid is jHcxdfd-
van Syen in de Aantekeningen geheten wordt.STUi£*
’t Gewas is door den Hoogleeraar J. B ur-
man j ïüs , onder de Ceylonfche Planten, af-
gebeeld, en wordt in de Malabaarfe Kruidhof
ibefchrecven , als -een Boompje met den Stam
een Afin dik , dé Bladen langwerpig ovaal ,
gefpits't ,• gefleeld , van 'boven- donker groen ;
de Bloemen Troswyze óp de toppen van de
Takjes grocijende, Viel- 'óf Vyfbladig , in ’t
midden' vol Meeldraadjes, friet éen ehkeld Styl-
fcjei Het VrUgtbeginzel, dat rond i s , wordt
eené Pcerdchtigc Bezie, eerst zuur, dan zoet-
achtig , Zwart en giahzig, welke tot verfnape-
ring ürckt aan de Ingezetenen des Lands.
Het Sap dient ook tot verkoeling in hèete
iZiefctën.' Ieder Bezie bevat een Steentje, dat
met eenigc Boogswyzë Draaden bekleed is ,
Welke hetzelve Wollig niaakeü , gèlyk in dé
voorigê Sóórten van dit Geilagt*
Q z
tl. Dm* UI. Stuk«
X IX . HOOFD