II. maar overhoeks voort, welken aan ’t end Waai-
Afdeel. jerachtig bezet zyn met een getal van drie o f
Hoofd- meer, doorgaans van zeven Bladen. Dezelven
stuk. zyn taamelyk dik en glad, ongekarteld, van bö-
boml°tn' 'Ven van on^eren bleek groen, met fchuinfe
Ribbetjes, ter wederzyden van de middelrib ,
geaderd. De figuur deezer Bladen is langwerpig
ovaal, tweemaal zo lang als breed, aan de
beide enden puntig. De langte der grootften
is omtrent v y f Duimen; (naamelyk die van het
middelfte Blad;) terwyl de overigen allengs verkleinen
naar den Steel, even als in de Paarde»
Karftengen.
De , , Een Boom zodanig als de Baobab , zegt
pi0xxn.' ” zyn behoorde Bloemen te hebben ge-
h £. i. „ evenredigd naar zyne grootte. Ook gaan de-
„ zelven, in Afmeetingen , alle de Bloemen
„ van Boomen, die ons bekend zyn, zelfs die
„ der Plompen en van de Laurier - T u lp , Mag.
„ nolia genaamd, te boven- Nog in Knop zyn»
„ de , formeeren zy een Bol van by de drie
„ Duimen middellyn , en open gaande hebben
, , zy vier Duimen langte op zes Duimen breed»
„ te (*). Twee o f drie komen ’er aan ieder
,, Takje , hangende ieder aan een Cylindrifch
„ Steeltje van een Voet lang en byna een half
„ Duim dik, dat uit de oxeïs van een der laag-
» Be
(*) Met fchynt dat de Heer Aoanson , dit fchryvende,,
liiet gedagt heeft op de Eetfte S>ort van Magnolia, grandi-
fiora bygenaamd, ( zie bladz. 70 hier voor. ) Ook kan ik ,
alzo de Bloemen rond zyn, die Afmeetingen niet begrypen.
, fte Bladen fchiet, en drie Schubbetjes hier II.
„ en daar verfpreid heeft, welke in grootte en
„ figuur gelyken naar de genen, die ik gezegd Hoofö-
„ heb de Bladfleelen te vergezellen, ( Stipules) STUK*
„ Stoppeltjes genaamd. Z y vallen a f , zo wel
,, als die, by het ontluiken van de Bloem” .
Van dit alles kan men een klaar denkbeeld
krygen , uit de Afbeelding van het bloeijende
Takje van deezen zonderlingen Boom , door
zyn Ed. in Afbeelding gebragt: zie onze P l a a t
XIIJ. Fig. i , alwaar tevens by Lett. A de Bloem
van agteren vertoond is , om den Kelk te be-
fchouwen, die zyne Tippen omgekruld heeft ,
en in vyven is gedeeld. De Bloem beftaat, zo
de Heer A d a n s o n aanmerkt, uit v y f Blaadjes
, byna rond , uitwaards omgeboogen , wi t ,
taamelyk dik , met eenige .Haairtjes doorzaaid,
en overlangs met veele Streepjes geaderd. Van
onderen hebben zy een Nagel, die hun aanhecht
rondom het middelpunt van den Kelk. Voorts
ziet men, by B , de doorfnyding van de Bloem,
waar zig de Koker openbaart, dien de Meeldraadjes
, wier getal in eene Bloem ongevaar
zevenhonderd is , door hunne vereeniging formeeren
; terwyl derzelver bovenfte helften, met
Meelknopjes voorzien, zig ombuigen, maaken-
de een fierlyken Krans , die naar een'Manchet
gelykt. Ook vertoont zig het Vrugtbeginzel
r in de gedagte Koker , met zynen langen Styl ,
die zig naar boven een weinig kromt , en aan
den Top gekroond is met van tien tot veertien
Pris-
1 II, DEEL III. STUK.