.11.
Afdeel.
XX.
H oofdstu
k .
X X . H O O F D S T U K .
Befchryving van de T w e e h u i z i g e B o o-
M e n , Dioikia , dus genaamd, om dat de
Mannetjes- en Wyfjes - Bloemen , in dezeU
ven , op byzondere Stammen van een zelfde
Soort groeijen , gelyk in de Wilgen, Popelie-
ren, Terbenthyn-, Mastik-, en andere Boomen.
T T \ e Klasfe der Tweehuizige Plantgewasfen ,
daar de Mannetjes en Wyfjes Bloemen
elk op een byzondere Plant voortkomen , is zo
ïyk van Geflagten niet, als de naastvoorgaande.
De OnderdeeliDgen zyn byna eveneens;
Onder de agtenveertig Geflagten, daar in verv
a t, zyn 'er ruim dertien die tot de Boomen
behooren, als volgt.
S a l i x. Wilgeboom.
De Mannetjes zo wel als de Wyfjes-BIoe*
men 'zyn Katten, die uit Schubben beftaan ,
zonder Bloemkrans o f Bloemblaadjes. De
Mannetjes hebben doorgaans drie Meeldraadjes
, en van onderen een Honigkliertje. De
Wyfjes - Bloemen hebben een Styl , die in
tweeën gedeeld is , en de Vrugt wordt een
eenhokkig tweekleppig Zaadhuisje, met gevlokte
Zaaden. In fommigen heeft ook een aan-
merkelyke Vlokkigheid, tusfehen de Meeldraad- II.
je s , in de Mannelyke Bloemkatten plaats. Afxdxeel*
Menigvuldig is het getal der Soorten in dit H oofd-
Geflagt, waar onder voorkomen , die hoogeSTüK*
Boomen worden 5 doch de meeften blyven
laag. L iNNüDs onderfcheidtze in vier Rangen,
naar dat de Bladen getand o f ongetand,
en glad o f ruig zyn. Ik zal de grootflen hier
befchryven.
( O Wilg met gladde getande Bladen en twee- 1.
kunnige twèemannige Bloemen. hemapbro*
ditica.
T e Upfal is deeze waargenomen , . welke v^<Twiig.
een nieuw blyk zou opleveren } van de weinige
overeenkomst van het gebruik der Se-
xen o f Kunnen, in de bepaaling van de Klasfen
en Geflagten der Planten , met de Natuur; zo
Doktor S c o p o l i oordeelt (*). Ik zie echter
niet, dat zyn Ed. beter algemeene manier daar
toe aan de hand geeft. L i n n ^eus zegt, dat
deeze met de gemeene Roode Wilg daar in
overeenkomt, dat de Bladen glad zyn, ftomp
met Klieren gekarteld , omgerold, zes dikwils
' uit
(1) Salix Folus fèrratïs glabris , Floribus hermaphrodms
diandris. Syst. Nat. XII. Gen. 1098. p. e47. y eg_ x i ll. p.
7 8Ï-
(*) Salix Fliritus hermaphroditis triandris , Cl. LlNN/Ur,
novum est Sexus , enz. Flor. Carn. p. 406. Waarfchynlyk zal
zyn Ed. deeze Soort bedoelen, hoewel hy triandris fehryft
II. Deel, l i l , stuk«